Wednesday, August 6, 2014
Karl Ove Knausgaard - A Man In Love (Vintage, 2013) ****
In deel twee van "My Struggle" graaft Knausgaard verder in de volgende fase van zijn leven. Hij is gehuwd, met twee dochters, is verhuisd naar Zweden, en hij spendeert zijn tijd aan hen en aan zijn schrijven. Hij analyseert zijn leven en zijn omgeving en zijn vrienden en zijn gezin en zijn familie met meedogenloze precisie, op zoek naar wat hij betekent in dit leven, welk leven hij kan creëren uit de dualiteit van persoonlijk verlangen en morele plicht, tussen zelfopoffering en egoïsme, slalommend tussen relaties en gevoelens.
Zijn pen is vlot, en het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend om met de juiste dosis details een realistisch beeld te schetsen, maar dan tegen een kadans die je doet blijven lezen, en zijn kunst om een evenwicht te vinden tussen heden en verleden is verbluffend, tussen beschouwingen over literatuur en maatschappij en nog andere tussenpauzen met bedenkingen en kortere berichten die schijnbaar uit het geheugen naar boven borrelen, maar die alle samen een sterk geconstrueerd weefsel van tekst vormen, zonder dat de lezer het merkt. Hier is aan gewerkt, hier is zeer hard aan gewerkt.
Knausgaard met evenveel liefde trivialiteiten vertellen over zijn dochters of partners, over eten maken en wandelingen met de kinderwagen en uitstapjes en verjaardagsfeestjes, als met passie over Dostojevski of Hölderlin schrijven als zichzelf zonder enig medelijden verwensen, zijn aarzelingen, zijn schuchterheid in het publiek, zijn rotkarakter, zijn goed hart, alle conflicterende gevoelens en eigenschappen die een mens een mens maken.
Hoewel het recept hetzelfde is als deel 1, blijft het toch sterke literatuur. Nog vier delen te gaan.
W.G. Sebald - A Place In the Country (Penguin, 2013) ****
Het is aan weinigen gegeven om een het werk van andere schrijvers te bespreken in een stijl die even, zo niet meer literair is dan de besproken werken. Sebald is één van die weinigen, die vol enthousiasme en met een groot hart schrijft over kunstenaars die hem boeien. In dit geval bespreekt hij de levens en werken van Johann Peter Hebel, Jean-Jacques Rousseau, Edward Mörike, Gottfried Keller, Robert Walser en Jan Peter Tripp, met uitzondering van Rousseau allen grote onbekenden voor mij.
Sebald maakt geen wetenschap van zijn essays, het zijn eerder zoektochten in de eigenheid van de schrijver, in de context waarin werd geschreven, met als enige bedoeling om zijn bewondering voor de auteurs weer te geven, maar zonder daarom alle kritische zin op te geven. Het gaat Sebald zelfs niet om de hoge literaire waarde van de auteurs, maar eerder om hun passie, hun obsessie, hun waanzin die hen aanzette om van tekst hun leven te maken.
Zo beschrijft hij hoe Hebel, de man die kortverhalen schreef maar ook mee de "huiskalender" opstelde, de verspilling van de oorlog aan te klagen door te berekenen dat om een schip te maken 1000 bomen nodig zijn, 200.000 pond ijzer, 6.500 el canvas voor de zeilen, 164.000 pond touwen en tuig, of in totaal een gewicht per boot van 5 miljoen pond, en dit is zonder de bemanning, de voorraden en de wapens mee te rekenen, met als enig doel om gezonken te worden bij de eerste zeeslag. Wat een verspilling.
Sebald is ook het verbanningsoord van Jean-Jacques Rousseau gaan opzoeken, op het Isle St. Pierre in het meer van Bienne bij Bern in Zwitserland, waar de Franse filosoof enkele jaren verbleef. Sebald is er enkele weken gebleven, heeft er de werken die Rousseau er schreef gelezen, is nadien de originele stukken in verschillende Europese bibliotheken gaan bekijken en is zelfs naar Corsica het kasteel gaan bezoeken waar Rousseau zou hebben gewoond had hij toen aanvaard om gouverneur van het eiland te worden, wat hij afwees omdat hij een gebrek aan comfort vreesde. Het resultaat van al dit onderzoek balt Sebald in een kleine twintig bladzijden. Omdat Rousseau verslaafd was aan schrijven, verplicht hij zichzelf om alle planten op het eilandje te verzamelen en in kaart te brengen, enkel en alleen om niet te hoeven denken en schrijven.
Robert Walser leefde van 1878 tot 1956 in bittere armoede, en dit ondanks literaire erkenning, en eindigde zijn leven in eenzaamheid in verschillende sanatoria waar hij na een zenuwinzinking terecht was gekomen. Sebald beschrijft hoe Walser zelfs de kleinste objecten, zoals assen, een naald, een potlood, een lucifer leven kon inblazen, kleine dingen die hij nog bezat. Hij citeert de volgende zin van Walser over as :
"Indeed, if one goes into this apparently uninteresting subject in any depth, there is quite a lot to be said about it which is not at all uninteresting; if, for example, one blows on ash it displays not the least reluctance to fly off instantly in all directions. Ash is submissiveness, worthlessness, irrelevance itself, and best of all, it is itself pervaded by the belief that it is fit for nothing. Is it possible to be more helpless, more impotent, and more wretched than ash? Not very easily. Could anything be more compliant and more tolerant? Hardly. Ash has no notion of character and is further from any kind of wood than dejection is from exhiliration. Where there is ash there is actually nothing at all. Tread on ash, and you will barely notice that you've stepped on anything".
Sebald gaat dan zelf verder : "The intense pathos of this passage - there is nothing which comes near it in the whole twentieth-century German literature, not even in Kafka - lies in the fact that here, in this apparently casual treatise on ash, needle, pencil and matchstick, the author is in truth writing about his own martyrdom, for these four objects are not randomly strung together but are the writer's own instruments of torture, or at any rate those which he needs in order to stage his own personal auto-da-fé - and what remains once the fire has died down".
Literatuur over literatuur. We love it.
Zelfs voor ignoramussen als uw dienaar die al deze auteurs niet kende, blijft dit boek(je) het lezen waard.
Dan Barker - Godless (Ulysses Press, 2008) ***
Maar de rest van het boek is beter, en belangrijker. Dat gaat over moraal en religie, over de wreedheden die in de bijbel staan en die geen mens vandaag zijn ergste vijand toewenst, over de tegenstrijdigheden, en over hoe je een goed mens kan zijn zonder gelovig te zijn. Dit laatste aspect is een zeer Amerikaans argument dat bij ons minder nodig is, maar het centrale deel van het boek, de opsomming van de tegenstrijdigheden, of nog het woordelijk overnemen van de tien geboden, waren een revelatie voor mij. Terecht merkt Barker op dat de geboden die wij kennen, eerder in de Exodus aan bod kwamen, op de 'stenen tafelen' die Mozes zelf stuk heeft geslagen. Toen god hem dan de finale versie gaf, luidde die als volgt.
Exodus 34 :
10 De HEER antwoordde: ‘Ik wil een verbond sluiten. Voor de ogen van heel je volk zal ik zulke wonderbaarlijke daden verrichten als er onder geen enkel volk op aarde ooit verricht zijn, en het hele volk dat bij jou is, zal zien welke ontzagwekkende dingen ik, de HEER, voor jou zal doen. Jullie moeten je houden aan de geboden die ik je vandaag geef. Ik zal de Amorieten, de Kanaänieten, Hethieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten voor je verdrijven. 12 Wacht je ervoor een verbond te sluiten met de inwoners van het land waarheen je op weg bent, want dat zou jullie ondergang zijn. 13 Breek hun altaren af, verbrijzel hun gewijde stenen en hak hun Asjerapalen om, 14 want jullie mogen niet voor een andere god neerknielen. De HEER, de Afgunstige, duldt immers geen andere goden naast zich. 15 Sluit geen verbond met de inwoners van dat land, want wanneer die zich met hun goden afgeven en offers aan hen brengen, zouden ze jullie uitnodigen om aan hun offermaaltijden deel te nemen. 16 En als jullie uit hun dochters voor je zonen vrouwen kiezen, en die vrouwen geven zich met hun goden af, zullen ze ook je zonen daartoe verleiden. 17 Maak geen godenbeelden. 18 Vier steeds het feest van het Ongedesemde brood, en wel op de daarvoor vastgestelde dagen van de maand abib, de maand waarin jullie weggetrokken zijn uit Egypte. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals ik je heb opgedragen. 19 Alles wat als eerste de moederschoot verlaat behoort mij toe. Ieder eerstgeboren mannelijk dier van je kudde is voor mij, zowel van je runderen als van je schapen en geiten. 20 Elk eerstgeboren veulen van een ezel moet je vrijkopen met een schaap of geit. Koop je het niet vrij, dan moet je het de nek breken. Ook alle oudste zonen moet je vrijkopen. Niemand mag met lege handen voor mij verschijnen. 21 Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden, ook in de ploegtijd en in de oogsttijd. 22 Vier het Wekenfeest wanneer je de eerste opbrengst van de tarweoogst binnenhaalt, en het Inzamelingsfeest wanneer het jaar ten einde loopt. 23 Driemaal per jaar moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, de God van Israël, verschijnen. 24 Ik zal de andere volken voor jullie verdrijven en je een uitgestrekt gebied geven; niemand zal dan je akkers in bezit durven nemen wanneer je driemaal per jaar op reis gaat om voor de HEER, je God, te verschijnen. 25 Als je een offerdier voor mij slacht, mag het bloed van het dier alleen vloeien wanneer er niets aanwezig is dat zuurdesem bevat, en van het offerdier voor het pesachfeest mag niets tot de volgende morgen bewaard worden. 26 De allereerste opbrengst van je akker moet je naar het heiligdom van de HEER, je God, brengen. Een geitenbokje mag je niet koken in de melk van zijn moeder.’ 27 De HEER zei tegen Mozes: ‘Stel deze geboden op schrift, want op grond van deze geboden sluit ik met jou en de Israëlieten een verbond.’ 28 Veertig dagen en veertig nachten bleef Mozes daar bij de HEER, zonder te eten of te drinken. En hij schreef de tekst van het verbond, de tien geboden, op de platen.
Dit is dus de tekst die de finale tien geboden bevat. Slechts 20% komt overeen met de eerste tekst, van Exodus 20. Is god van gedacht veranderd? Waarom? En waar slaan deze geboden op? Is god een kok geworden?
Barker wijst ook op de belangrijkste andere tegenstrijdigheden die te vinden zijn in bijbel, zowel in het oude als het nieuwe testament.
Niemand die ons daar op school of in de kerk ooit iets over heeft gezegd.
Edward O. Wilson - The Social Conquest Of Earth (Liveright, 2013) ****
Tijdens mijn studies antropologie heb ik ooit het boekje "The Use And Abuse of Biology : An Anthropological Critique of Sociobiology", van Marshall Sahlins moeten lezen, een sterke kritiek op de sociobiologie zoals die door Edward O. Wilson werd geponeerd, en die verketterd werd als sociaal determinisme en biologisch kapitalisme, waarschijnlijk deels omdat het hele veld van sociologie en antropologie was ingepalmd door Marxistisch beïnvloede "wetenschappers", en deels omdat het niet kon dat een bioloog zich op het terrein van de socioloog begaf.
In dit boek geeft E.O. Wilson een populair-wetenschappelijk overzicht van al zijn bevindingen, die deels zijn opgebouwd rond zijn veldwerk bij mieren en andere insecten, en die ook analoge processen kennen bij de mens. De basis van zijn stelling is dat evolutie verloopt door "groep-selectie", eerder dan selectie door verwantschap ('kin selection'). Hij noemt dit "eusociale evolutie".
Hij begint met een overzicht van de evolutie van de mensheid, telkens wijzend op het belang van groepsdenken en - gedrag op overlevingskansen, evenals het belang van taakverdeling. Het is duidelijk dat de meest succesrijke soorten op onze aardbol als groep ageren. Hij gaat dan na wat precies de menselijke natuur uitmaakt, en onderzoekt het ontstaan van cultuur, taal en religie, en hun belang bij groepsevolutie.
Nu zijn we op een punt gekomen dat ons succes zich tegen ons riskeert te keren, en we zijn onze wereld grondig om zeep aan het helpen. Ons ingebakken stamdenken moet plaatsmaken voor een ruimer denken van onze soort en de omgeving als groep. Godsdienst en andere ideologieën, van zowel rechts als links, moeten als elementen van een verouderd denken worden gezien.
Een stevig betoog, goed onderbouwd en gedocumenteerd, vol interessante wetenswaardigheden, en vlot geschreven.
Maya Angelou - I Know Why The Caged Birds Sing (Random House, 1970) ***
De Amerikaanse schrijfster Maya Angelou stierf eind mei van dit jaar, en op vakantie in Toronto een week later heb ik haar meest gekende boek in een ramsj-zaak gekocht.
Het is haar eigen verhaal, en dat van haar oudere broer, die opgroeien in de winkel van hun grootmoeder in de zwarte wijk van Stamps, Arkansas. Het verhaal begint als Maya drie jaar is, en het eindigt op haar zeventiende, en ook al is het deels een "coming-of-age" roman, het is ook een verhaal van racisme, van ouder-kind relaties, van onwetendheid, en van brutaliteit.
Angelou schrijft vlot, vol schrijfplezier, vol sympathie voor haar personages, ook al zijn het levensechte personen. Ze schrijft uit het hart, als een verteller, met korte gebeurtenissen en anecdotes die het verhaal veel vaart geven.
Geen grote literatuur, wel het lezen waard als een getuigenis vol plezier en afschuw van een realiteit die gelukkig - hopelijk - lang achter ons ligt.
Julia Deck - Viviane Elisabeth Fauville (Les Editions de Minuit, 2012) ****
"Viviane Elisabeth Fauville" is een prachtig opgebouwde roman, waarin het hoofdpersonage in het eerste hoofdstuk haar psychiater vermoordt omdat die doof blijft voor haar echte noden. Ze is net van haar man gescheiden en leeft met haar pas geboren baby in een nog half bemeubeld appartement. Haar job als communicatieverantwoordelijke van een cementbedrijf heeft ze tijdelijk overgelaten aan een tijdelijke vervangster.
Deck spreekt haar personage toe, in de "vous" vorm, net zoals Maria Vargas Llosa deed in zijn roman over Paul Gauguin, hoewel het hier beter lukt, misschien omdat Deck afwisselt met derde persoon en eerste persoon. Het effect hiervan is duidelijk : Viviane is compleet van slag. Wat is haar realiteit, wat is de objectieve realiteit, en waar komen irrationaliteit en verzinsel samen?
Deck slaagt er bovendien in om spanning in het verhaal te brengen als in een echte detectiveroman, met politie-onderzoeken, en haar eigen onderzoek naar de andere personages die worden verdacht van de moord. Ze gaat ze opzoeken om hun verhaal te horen. Haar verhaal en de realiteit worden door elkaar verstrengeld in deze zoektocht. Ze is op zoek naar zichzelf, in een mist van tegenstrijdige gevoelens en zelfs waarnemingen, terwijl rond haar de politie op zoek is naar de dader.
De kracht van het verhaal ligt in de opbouw, maar ook in de zin voor detail die Deck oproept, met een bijna obsessionele precisie, zoals een George Perec, met opsommingen van de harde realiteit, als een houvast in de onzekere, en bedreigende omgeving.
Knappe roman.
Julie Otsuka - The Buddha In The Attic (Penguin, 2013) ****
Julie Otsuka, een Amerikaanse schrijfster van Japanse origine, beschrijft in deze beklijvende roman de tocht van Japanse vrouwen (maagden), naar de Verenigde Staten, waar ze zouden kennismaken met hun echtgenoten, Japanse mannen die al eerder om economische redenen een nieuwe toekomst hadden gevonden.
De vrouwen komen in situaties terecht die ze niet hadden verwacht, hun dromen verkoelen al snel, hun veelvoudige taken meer dan ze in Japan hadden verwacht, het leven harder en meedogenlozer dan vermoed, zonder enig uitzicht om ooit terug te keren, sommigen zelfs hun kinderen achterlatend. De vrouwen werken, worden misbruikt, maar soms ook gewaardeerd, en sommigen slagen erin een echte volwaardige plaats te vinden in de Amerikaanse samenleving, tot ze dan bij het begin van de Tweede Wereldoorlog allen worden verplaatst naar gevangenenkampen in het binnenland, uit vrees voor sabotage van binnen de landsgrenzen.
Dit verhaal is op zich niet nieuw, maar de manier waarop Otsuka het vertelt, vanuit een collectief "wij", geschreven vanuit het gemeenschappelijk lot van al deze vrouwen, met hun eigen dromen, verlangens, frustraties, levenslopen, mogelijkheden, verzet, ... en dan niet met naam en toenaam, maar als een hypnotiserend relaas van al deze vrouwen, verbonden door hetzelfde lot, dezelfde oorsprong, dezelfde uitzichtloosheid. Het ritme wordt dan nog versterkt door zich herhalende zinstructuren en door telkens dezelfde bepaling in het begin van de zin te plaatsen :
"On the boat we had no idea we would dream of our daughter every night until the day that we died, and that in our dreams she would always be three and as she was when we last saw her: a tiny figure in a dark red kimono squatting at the edge of a puddle, utterly entranced by the sight of a dead floating bee"
"On the boat we ate the same food every day and every day we breathed the same stale air. We sang the same songs and laughed at the same jokes and in the morning, when the weather was mild, we climbed up out of the cramped quarters of the hold and strolled the deck in our wooden sandals and light summer kimonos, stopping, now and then, to gaze out at the same endless blue sea".
Een roman om in één adem uit te lezen. En om van te genieten bij elke zin. Dus neem toch maar de tijd.
Alejandro Zambra - Ways Of Going Home (Granta, 2013) ***½
In "Ways Of Going Home", vertelt Alejandro Zambra het verhaal van een jongetje van negen dat door de iets oudere Claudia wordt gevraagd zijn buurman te schaduwen en haar wekelijks op de hoogte te houden van zijn doen en laten. We zijn in Chili ten tijde van Pinochet.
Voor de jonge ik-figuur is de politieke context een verwarrend geheel. Hij herhaalt woorden als "communist" en "christen-democraat", maar zonder hun betekenis te kennnen, maar wel aanvoelend of zijn omgeving deze woorden met respect of verachting uitspreekt, en voor de rest enkel op context kan afgaan om tot conclusies te komen. "To me, a communist was someone who read the newspaper and silently bore the mockery of others - I thought of my grandfather, my father's father, who was always reading the newspaper".
"As for Pinochet, to me he was a television personality who hosted a show with no fixed schedule, and I hated him for that, for the stuffy national channels that interrupted their programming during the best parts."
Parallel aan dat jeugdverhaal, is er het verhaal van de schrijver, die in deze tijd leeft, en met zijn vriendin Eme, van gedachten wisselt over de roman zelf, maar ook over herinneringen, de relaties met de ouders. Beide niveaus zijn dus op zoek naar manieren om "thuis te geraken", de weg te vinden, de ene fictie, de andere in de werkelijkheid.
Een mooie roman, maar het zou in mijn ogen nog sterker zijn geweest had hij zich enkel beperkt tot het fictieve luik van het verhaal.
Hans Fallada - Alone In Berlin (Penguin, 2009) ****
Je hebt lijstjes van alle boeken uit de hedendaagse literatuur die moeten gelezen worden. Je kan elk land van de wereld kiezen, en dan nagaan welke literaire werken uit de laatste eeuw worden aangeprezen als "must reads". Hans Fallada's "Alone In Berlin", komt dan soms naar boven in de Duitse literatuur, naast uiteraard Günter Grass, Thomas Mann, Heinrich Böll, Elfride Jelinek.
Fallada's laatste roman "Jeder stirbt für sich allein", of vertaald als "Alone In Berlin" in de Engelse versie en "Every Man Dies Alone" in de Amerikaanse versie.
"Alone In Berlin" vertelt het schrijnende verhaal van een burgerkoppel, Otto en Anna Quangel, die op eigen houtje tegen de nazi's wilden ingaan door postkaarten in Berlijn te verspreiden die de lezer opriep om weerstand te bieden. Het verhaal is fictie, maar gebaseerd op de waar gebeurde feiten van Otto en Elise Hampel, die in werkelijkheid dezelfde daad stelden. Fallada, die zelf in Berlijn verbleef tijdens de oorlog, en wiens boeken door de Nazi's verboden waren, zou het volledige dossier van de Hampels in handen hebben gekregen in 1945. Op 24 dagen tijd zou hij die verwerkt hebben in deze roman, en dit ondanks zijn psychische problemen en zijn morfineverslaving.
De romans grote waarde ligt in de menselijkheid van zijn hoofdfiguren, kwetsbaar, twijfelend, normaal en toch boven zichzelf uitstijgend door abnormale omstandigheden. Otto en Anna zijn gewone mensen, en wat ze doen is misschien zinloos, of nutteloos, maar ze reageren, op hun eigen naïeve manier, maar het vereist moed, en een gigantische zelfopoffering. Uiteraard gaat de Gestapo op zoek naar de briefschrijvers, en het kat-en-muis spel leidt de plot van het verhaal.
Stilistisch is het eerder realistisch, in de stijl van Brechts "Driestuiverroman", met veel personages, vaak karikaturaal neergezet, met vele subplots, onwezenlijk sterk opgebouwd en, misschien omdat het zo snel is geschreven, lezend als een trein.
Aanrader!
Boualem Sansal - Rue Darwin (Gallimard, 2011) ****
Boualem Sansal vertelt in dit uitstekende "Rue Darwin" de geschiedenis van de laatste vijftig jaar, vanuit het perspectief van Yazid, die in tegenstelling tot zijn broers en zussen het land niet is ontvlucht eenmaal een diploma in de hand. Omdat hun moeder is overleden in Parijs, komt het gezin terug samen, als half-vreemden, met elk hun eigen geschiedenis en verhaal.
Dat van Yazid is het meest prangende, omdat hij zijn eigen afkomst probeert te ontdekken uit die duistere beginjaren in zijn leven, toen zijn grootmoeder, die op haar achttiende zelf stamhoofd werd, en zelf verder uitgroeide tot de grootste bordeelhoudster en maffiakoningin van Noord-Afrika, met vertakkingen in Tunesië en Marokko. Yazid gaat ook op zoek naar de Rue Darwin, de plek waar hij opgroeide in Algiers, en waar vele antwoorden moeten worden gevonden over waarom de zaken zijn verlopen zoals ze zijn, en wat de precieze relatie is tussen de vrouwen die hem hebben opgevoed, en vooral, om te weten wie hij zelf is.
Tegelijk is het ook een verhaal tegen de politieke achtergrond, van achterstelling door de kolonisator, van verdrukking in het totalitaire socialistisch regime in de decennia nadien onder president Boumedienne, en van de opkomst van het radicaal islamisme dat de jongste broer van het gezin in zijn greep heeft, de enige afwezige op de bijeenkomst. Sansal is net als zijn hoofdfiguur een overtuigd atheïst.
Een intieme, sombere, meditatieve, donkere, existentiële zoektocht naar de persoonlijke waarheid, en het meest autobiografische werk van de schrijver.
"Et puis les choses sont ainsi au pays, brutales et incompréhensibles, on y vit comme on vivait dans les temps médiévaux, dans l'effroi et le grouillement de la misère, se recroqueviller dans un coin avec les siens et se regarder mourir est ce qu'il y a de plus supportable à faire".
Arthur Herman - The Cave And The Light (Random House, 2014) ****
Ondanks jaren filosofie aan de universiteit en de gekende wetenschap dat de "oude Grieken" ons denken hebben bepaald, heeft het tot de lektuur van "The Cave And The Light" geduurd voor het belang van Plato en Aristoteles echt tot me doorgedrongen zijn.
Amerikaans historicus Arthur Herman wandelt ons doorheen de geschiedenis van filosofie, wetenschap, theologie en kerkelijke dogma's, maar ook in de politiek en haar ideologieën, doorheen de millenia, op zoek naar de invloed van beide Griekse filosofen, en die is niet mis. Plato's ideeën werden door zijn leerling Aristoteles verworpen, en beide filosofen creëerden hun eigen school, de Academie voor de een, het Lyceum voor de ander, maar uiteraard niet alleen letterlijk. Plato's visie gaat uit van de abstracte "vorm" die aan de basis ligt van elke zichtbare, en onvolmaakte werkelijkheid. Die zuiverste abstractie is de diepste realiteit waar onze wereld slechts een flauw afkooksel is. Voor Aristoteles is de waarneming de basis van alle denken. Maar beiden filosofen beperkten hun werk niet tot filosofie in zijn zuiverste vorm. Zowel Plato als Aristoteles hadden een visie op politiek, een visie op kunst en de ziel. Aristoteles legde de basis van onze empirische wetenschappen met zijn biologische werken, en uiteraard de basis van de logica.
Geen wonder dat Plato veel aanhang vond bij grote religies en totalitaire regimes, en Aristoteles bij de wetenschap en de democratische gedachte, maar uiteraard is dit oordeel te ongenuanceerd, en Herman is een perfecte begeleider om voordelen van beide scholen te vinden in onze geschiedenis. Je krijgt dus tweeduizendvijfhonderd jaar geschiedenis voorgeschoteld, gebundeld in zeshonderd bladzijden, en alle belangrijke evoluties in ons denken en onze samenleving gezien vanuit de invloed van Plato en Aristoteles.
Een absolute 'must' voor wie dieper inzicht wil in de diepste wortels van onze huidige beschaving, maar het is tevens ook boeiende lektuur.
Sunday, August 3, 2014
Michael Cunningham - The Snow Queen (4th Estate, 2014) ***
Met "The Hours" en "By Nightfall", heeft Michael Cunningham zijn talent al getoond om de psychologie van zijn personages boeiend te schetsen, op een manier die enkel literatuur vermag, omdat elke beschrijving voorbij de rationaliteit ligt.
Net als in "By Nightfall" is er een koppel veertigers, hier Tyler en Beth, waar een jongere broer, Barrett, rondhangt, en zelfs inwoont. Barrett is de talentvolle en intelligente jongere broer van wie zoveel werd verwacht, maar die uiteindelijk leeft dankzij zijn vijf jaar oudere broer, die zelf leeft van kleine jobs om zijn ware roeping in de muziek te kunnen waarmaken. Beth heeft kanker en Tyler wil haar huwen, en werkt aan een lied om tijdens hun huwelijk als geschenk aan te bieden.
Bij het begin van het verhaal merkt Barrett een sterk licht tijdens de nachtelijke hemel, een soort hemels oog dat hem ziet, en dat hij op geen andere manier dan bovennatuurlijk kan duiden. Hij worstelt ermee, en houdt het geheim, maar als Beth dan plots beter wordt, dan vermoedt hij dat het goddelijk schijnsel er toch ergens verband mee houdt.
Cunningham schildert de broosheid van het bestaan, en het irrationele, of het niet zegbare, dat mensen verbindt, dat hen om elkaar doet geven, ondanks alles, over domme dingen en belangrijke dingen, maar die alle samen het leven uitmaken. Hij schildert met acquarel, zacht en licht en economisch, maar met een krachtige stijl die telkens het perspectief van een ander karakter biedt. Ze worstelen allemaal met zichzelf en hun omgeving, maar ondanks hun geworstel bieden ze houvast aan de anderen.
Mooi, maar niet meer dan dat.
Subscribe to:
Posts (Atom)