Sunday, August 14, 2011

Jonathan Franzen - Freedom (Fourth Estate, 2010) ***

Als er één boek gehypet is in het voorbije jaar, was het wel Jonathan Franzens "Freedom", de opvolger van het zeer goede "The Corrections". In "Freedom" portretteert Franzen een hedendaags gezin, vader, moeder, zoon en dochter, elk met hun sterke persoonlijkheid en eigen visie op persoonlijke ontplooiing, de wereld en hun vrijheid.

Het boek is sterk in het tekenen van de evolutie van de personages, vooral dan Patty Berglund, de moeder van het gezin, die evolueert van een sportief rebellerende dochter naar een burgerlijke huisvrouw met diepe verlangens uit haar jeugd die blijven sluimeren. Haar man Walter, is advocaat, en investeert zich in een milieuproject na een carrière bij 3M, om zo ook maatschappelijk zijn steentje te kunnen bijdragen.

Het knappe aan het boek is de sterk realistische uittekening van de conflicten tussen de persoonlijke ambities, de maatschappelijke waarden en de natuurlijke instincten, tussen rationaliteit en emoties.

De tol die hij betaalt voor dat realisme, is natuurlijk de noodzaak tot zeer uitvoerige beschrijvingen, met vele plotwendingen en nevenplots. En omdat hij een echt middle-of-the-road gezin beschrijft, is het geheel nogal weinig indringend : het zou over uw of mijn leven kunnen gaan. In tegenstelling tot grote auteurs zoals een Philip Roth, slaagt Franzen er nergens in om echt aangrijpend te zijn, je keel dicht te snoeren van medeleven met wat er zich afspeelt, zoals in "American Pastoral" of "I Married A Communist".

Na verloop van tijd krijg je een gevoel van "so what?". Buiten een knap uitgewerkt familieportret in de moderne maatschappij krijg je niet veel. Waar "The Corrections" nog voldoende satire bevatte, en volgens mij meer diepte en spanning, is "Freedom" een beetje een slag in het water.


Saturday, August 13, 2011

Penguin Modern Classics 50th Anniversary

Penguin heeft een sympathieke nieuwe reeks van kleine boekjes uitgebracht, te koop voor 4€, en telkens een kortverhaal bevattend van de grootste schrijvers van de 20ste eeuw, en dit naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van de Modern Classics reeks. Je vindt meer informatie op deze website.

De eerste twee boekjes die ik heb gekocht, mogen er zeker zijn, beide stilistische pareltjes zoals je kan verwachten van auteurs als Capote en Calvino.

Truman Capote - Children On Their Birthdays - ****



Italo Calvino - The Queen's Necklace - ****


Intussen heb ik me ook Isaac Bashevis Singer en Ludmilla Petrushevskaya aangeschaft.

Niet te missen. De volledige boxset kost 150 £ en daarvoor heb je dan 50 van deze boekjes.

Friday, August 12, 2011

Yves Petry - De Maagd Marino (De Bezige Bij, 2011) *

Ik ken de jury van de Libris Literatuurprijs niet. Philip Freriks is voorzitter en de leden zijn Ton Anbeek, Marijke Arijs, Louise Fresco en Jann Ruyters voor de editie 2011. Ik heb hun jury-rapport gelezen. Ik heb ook dit boek gelezen.

Is het goed? Nee.
Is het echt slecht? Wel, dat is toch mijn bescheiden mening.

Het verhaal is gekend en gebaseerd op een waar gebeurd feit : een man doodt een ander man in diens opdracht en eet nadien stukken van hem op.

Het dode slachtoffer/opdrachtgever is de ik-figuur in de roman. Zijn relaas is zeer beschrijvend, redelijk oubollig qua stijl en bij het begin dacht ik dat Petry door de emotionele afstandelijkheid de indruk wilde wekken dat de ik-figuur autistisch was of toch op zijn minst leed aan een gevoelshandicap, maar dat staat dan wel in schril contrast met de daad zelf en de depressie die het slachtoffer doormaakt.

Het boek stoorde me op dezelfde manier als "A Confederacy Of Dunces" van John Kennedy Toole. Wat heb je eraan als schrijver om een zielenpoot van een hoofdfiguur neer te zetten, iemand met wie niemand zich kan identificeren en waar de ik-figuur (of schrijver) enkel de spot mee drijft, bladzijde na bladzijde na bladzijde.

De echte uitdaging voor de schrijver had moeten zijn om de vreselijke daad ook aannemelijk te maken, begrip te kunnen opwekken bij de lezer voor de standpunten en de drijfveren van de personages. Maar niets van dit alles. Gevoelens worden beschreven, maar komen niet tot leven. Als lezer blijf je er redelijk onbewogen bij. Net als de hoofdfiguur. Zijn depressie lijkt ietwat contradictorisch een soort rationele depressie te zijn, net als zijn georkestreerde zelfmoord. Niet te vatten.

Je zou somberheid, uitzichtloosheid, radeloosheid, angst, totale wanhoop verwachten. Je zou een diep verlangen naar extreme emoties verwachten. Je zou het raakvlak tussen extreem genot en extreme pijn willen voelen, tastbaar gemaakt zien worden. Maar niets van dat alles. Enkel een kleinburgerlijk, bijna klinische beschrijving van eendimensionale personages.

En de geroemde schrijfstijl? Goed voor een opstel bij twaalfjarigen, met ruime woordenschat en soms onverwachte beeldspraak. Maar grote literatuur? Nee.

Arme Nederlandstalige literatuur. Heeft die jury dan geen enkele vergelijkingsbasis? Lezen die enkel Nederlandstalige romans? Reik die prijs dan niet uit als er niets beters is.

Te mijden, dus.


Zachary Mason - The Lost Books Of The Odyssey (Picador, 2007) ****

Een zeer originele en poëtische debuutroman van Zachary Mason, computerspecialist in het dagelijkse leven, die voor zijn verhaal de inspiratie haalt bij Oddysseus, zogezegd de "verloren boeken" brengend, maar eigenlijk poëtische bespiegelingen biedt over menselijke zwakte, lafheid en moed. Een echt verhaal is het niet, eerder een aaneenrijging van vierenveertig korte stukjes, sommige maar één bladzijde lang, andere tien bladzijden tellend.

Zijn schrijfstijl is hypnotisch, half filosofisch, half mythisch, plechtig, archaïsch, zelden zeer expliciet en altijd badend in een sfeer van droefnis, weemoed en afstand. Oddisseus hoort er eigenlijk niet bij. De gebeurtenissen ontrollen zich voor hem, en als hij dan toch eens zelf initiatief neemt, zoals met de sirenen, blijft altijd een wrange nasmaak van onvoldaanheid hangen. Maar ook de andere figuren uit de Oddyssee komen aan bod : Penelope, Agamemnon, Hector, Achilles, de cycloop, Medusa, Scylla en Charibdis, soms als vertellers, soms als hoofdpersoon van een kort stukje.

In Masons visie is Oddysseus zelf de enige overlevende van  de decennialange tocht, de man die kon vertellen wat hij wilde, niemand die zijn verhaal kon nagaan. Zo zegt zijn Oddysseus :

"My shameful aptitudes did not end with archery - I was also articulate. I have never been at a loss for a tale, lie or synonym. I could recite the epic of Hercules after hearing it four times. I was ideally suited to be a bard, a profession fit only for villeins, wandering masterless men who live at the pleasure of their landed betters, as my father reminded me when I broached the idea. He and his men would say things like, "We are here to live the stories, not compose them!" Sing, Muses, of the wrath of god-like shit-for-brains, hereditary lord of the mighty Coprophaogoi, who skewered a number of other men with his pig-sticker and valued himself highly for so doing".

Fris en inventief.

Jon McGregor - Even The Dogs (Bloomsbury, 2010) ****


Jon McGregor's "If Nobody Speaks Of Remarkable Things" was al een aanrader, en hij overtreft zichzelf met zijn volgende roman "Even The Dogs", waarin hij het leven beschrijft van een groep jongeren die door drugs en werkloosheid in een uitzichtloos straatje terecht zijn gekomen. Net zoals in zijn vorige roman gebruikt hij taal op een inventieve en meesterlijke manier om zijn wereld op te bouwen. Elke paragraaf geeft een korte situatieschets, maar zonder onmiddellijke relatie met de vorige of de volgende, telkens vertelt vanuit het perspectief van één van de personages. Vaak geschreven vol razernij of woede. De plot wordt duidelijk naarmate de korte situaties elkaar opvolgen. Bovendien maakt hij komaf met volledige zinnen. De vertellers zijn soms ook in het meervoud : geen ik-persoon, maar wij-personen die als geesten door het boek waren, en straattaal spreken. 

Kwaadheid en woede spreken uit elke zin.

"Always waiting for that. Always working and watching and chasing around for a bag of that. Jesus but. The man-hours that go into living like this. Takes some dedication, takes some fucking what, commitment. Getting a bag and then finding somewhere to go cook it up in a spoon and dig it into your arm or your leg or that mighty old femoral vein down in between your thighs. (...) Tightening off the strap and waiting for the vein to come up. This bloke you've only just met passing you the loaded syringe. Smacking at your mottled skin and waiting for the vein to come up. Pinching and pulling and poking around and waiting for the vein to come up and then easing the needle in, drawing back a tiny bloom of blood before gently pushing the gear back home. 

Wait all day for that. 
Do anything for that. Fucking, anything."


 "Always fights and worse going off in there. Saw Ant there one time taking a bloke down with a half-brick in the face. Kept hold of it for about an hour afterwards and kept saying the miserable twat should be happy I couldn't find a whole one but, the kid shouldn't have opened his "

Woede, frustratie, pijn ... in elke zin.

McGregor slaagt er opnieuw in om met rake taal en een knappe structuur een unieke stijl te ontwikkelen die uiterst expressief en hedendaags is.

Sterke aanrader.

Herta Müller - The Appointment (Picador, 2002) ****½

Ik heb vaak mijn twijfels gehad bij de keuze van de Nobelprijs voor literatuur, maar niet bij Herta Müller. De in het Duits schrijvende Roemeense slaagt erin om de hardste emotionele gebeurtenissen te combineren met een eigen poëtische schrijfstijl die tegelijk verhullend als expressief is. Net zoals in "The Land Of Green Plums", is de politieke situatie van het land onder dictator Ceaucescu doorslaggevend.

De ik-figuur wordt herhaaldelijk opgeroepen voor verhoor door de politie omdat ze als arbeidster in een jeans-fabriek kleine briefjes in de achterzak schuift. De jeans zijn bedoeld voor de export naar het Westen, en wie kan trouwen met een Westerling mag het land verlaten. Op het briefje staat amper meer dan "marry me", maar ook dit is al voldoende voor politioneel onderzoek naar subversief gedrag. Rond deze relatief beperkte basisplot weeft Müller een hele wereld, die langzaam zichtbaar wordt doorheen de nevels van haar schrijfstijl : de familiale geschiedenis, haar liefdesverhalen, haar vriendinnen, de meedogenloosheid en absurditeit van het systeem, de lafheid van mannen en vrouwen die het systeem uitbuiten voor eigen gewin, machtsmisbruik, de erotiek van de macht, de pijn van het zijn.

"Before I was born, my parents had had a boy who turned blue in a fit of laughing. He never became a real son, since he died before he was christened. My parents had no qualms about relenting his grave plot after just two years. It wasn't until one day when I was eight years old and a boy with grazed knees was sitting across from us in the tram that Mama whispered in my ear. 
If you brother had lived, we wouldn't have had you. 
The boy was sucking candy molded in the shape of a duck, it swam in and out of his mouth, outside I saw the houses rising through the windows as we passed. I was sitting next to Mama on a hot wooden seat that was painted green - sitting there in place of my brother. 
We had two pictures of me from the maternity home, but not a single one of my brother. One picture shows me on a pillow, next to Mama's ear. In the other I'm in the middle of a table. With their second child my parents wanted one picture for themselves and one for the gravestone."

Twee paragrafen vertellen een leven. Literatuur van het hoogste niveau.

Edmund White - City Boy (Bloomsbury, 2009) ***

Ik kende Edmund White van "Caracole" en "The Farewell Symphony", romans die handelen over seksualiteit en vooral homoseksualiteit, en vooral dat laatste vind ik als hetero soms moeilijk te vatten, of beter gezegd, me te identificeren met de personages. In "City Boy", brengt White, die een uitzonderlijk vlotte pen heeft, het relaas van de emancipatie van de gay community in New York in de jaren zeventig en de opkomst van AIDS.

Maar het is tegelijk ook een prachtige schets van het culturele leven van New York in dezelfde periode : uitgevers, schrijvers, muzikanten en beeldende kunstenaars ontmoeten elkaar. White onthult, geeft kritiek en ook veel zelfkritiek, en zijn sterkste kant is zeker de kwetsbaarheid waarmee hij zijn gevoelens durft bloot te geven, zonder enige schroom, maar ook zonder goedkoop effectbejag. Je krijgt als lezer ook een beter inzicht in zijn eigen schrijfproces en achtergrond bij zijn andere publicaties, zowel romans als non-fictie, waarvan zijn "The Joy Of Gay Sex", de eerste "handleiding" voor homo's de meest bekende is.

Aanrader, ook voor hetero's.

Umberto Eco - The Mysterious Flame Of Queen Loana (Seeker & Warburg, 2005) **

Misschien heb ik me laten verleiden door de veelbelovende titel, de prachtige uitgave vol grafisch werk. Alleen is het geen goed boek. De hoofdfiguur is zijn geheugen kwijt. Hij kent zichzelf, zijn vrouw en zijn kinderen niet langer, maar vreemd genoeg nog wel alle plots van de verhalen die hij ooit heeft gelezen. Die worden dan zijn houvast om zichzelf te reconstrueren.

Het resultaat van dit alles is een interessante technische oefening, maar slechte literatuur. Het is één lange opschepperige aaneenschakeling van Eco's eigen eruditie, maar dan wel één die intellectueel oninteressant is, omdat ze nergens anders toe leidt dan het vertellen van een verhaal. Mocht er nu nog spanning of emotionele diepte of interessante maatschappelijke perspectieven in te vinden zijn, dan kon dit cerebraal geheel nog enigszins te pruimen zijn, maar zelfs dat ontbreekt.

Thursday, August 11, 2011

Raymond Queneau - Zazie Dans Le Métro (Gallimard, 1959) ****

Aangeraden door Walter (dank!) en tweedehands gekocht via amazon.fr voor 1 €  kan ik de paar lezers van deze blog aanraden hetzelfde te doen. Het verhaal is absurd, geestig, grappig, een beetje morbide en knettergek en zeer leesbaar.

Queneau schreef zijn roman ook op een zeer colloquiale manier, met vaak woorden die anders worden gespeld, zoals "bloudjinnzes", de denims die Zazie per se wil kopen, of nog ter illustratie deze absurde dialoog, waarvan het wemelt in de roman.

Charles ontmoet Gabriel die hem eerder al had uitgenodigd om te komen eten. 

"Tiens bonjour toi, dit à Charles Gabriel. Tu restes déjeuner avec nous? 
- C'était pas entendu?
- Jte lrappelle, simplement. 
- Ya pas à me lrappeller. Jlavais pas oublié. 
- Alors disons que te confirme mon invitation. 
- Ya pas à mla confirmer puisque c'était d'accord. 
- Tu restes donc déjeuner avec nous, conclut Gabriel qui voulait avoir le dernier mot."

Niet te missen.

Chris Adrian - The Children's Hospital (McSweeney's, 2006) *

Ik heb niet de gewoonte om boeken ongelezen terug op het schap te zetten, maar ik kon mezelf echt niet overtuigen om hier nog verder tijd aan te besteden, zeker omdat het redelijk dik is, meer dan zeshonderd bladzijden. Het verhaal is simpel : de wereld overstroomt volledig en enkel een ziekenhuis blijft drijven op de minimaal zeven mijlen diepe oceaan. In het begin leek dit nog een leuk gegeven, zeker omdat Adrian zeer veel positieve kritiek kreeg.

Alleen gebeurt er weinig, en is het verschrikkelijk traag en verschrikkelijk saai. Het drijvende kinderziekenhuis wordt volledig uit de doeken gedaan, er gebeuren onverklaarbare gebeurtenissen, de hoofdfiguur krijgt speciale gaven en wordt een soort nieuwe messias. Het ergste is dat de trots van de schrijver over de door hem gecreëerde wereld en personages in elke zin aanwezig is, en dan nog in een schrijfstijl die zeer middelmatig is.

Te mijden.


Jacques Attali - La Confrérie Des Eveillés (Fayard, 2004) ***

Voor de gelegenheid eens een historische roman ter hand genomen, niet mijn lievelingsgenre, maar mijn keuze werd vooral ingegeven door de uitzonderlijke hoofdpersonages : de moslim Mohamed Ibn Rushd, beter gekend als Averroës, en de jood Moshe Ben Maymun, beter gekend als Maimonides. Het uitzonderlijke aan beide figuren is dat ze echte intellectuelen waren : wetenschappers, filosofen, theologen en geneeskundigen tegelijk. Ibn Rushd was tevens rechtsgeleerde, wiskundige en astronoom. Beiden werden in Cordoba geboren in de 12de Eeuw en hebben elkaar ook ontmoet en beiden hebben in hun respectieve godsdiensten een zeer belangrijke rol gespeeld. 

Attali verzint een leuk verhaaltje om wat spanning in het boek te brengen, maar het is vooral de achtergrond van die tijd die de roman interessant maakt. Attali is geen groot schrijver, en zijn stijl is niet heel expressief, maar het is best leuk.

Attali is zelf een uitzonderlijk man. Professor economie, pianist, dirigent, Voorzitter van de Europese Bank voor Heropbouw en Ontwikkeling (EBRD), adviseur van Mitterand, oprichter van de NGO Action Contre La Faim, en nog enkele andere organisaties. financieel consultant ... en auteur van vijftig boeken.

In dit boek pleit hij, samen met zijn twee hoofdfiguren voor meer begrip tussen de godsdiensten, en dan vooral gebaseerd op kennis en observatie, eerder dan op basis van dogma's en religieus fundamentalisme.

Er zijn zeker betere werken over zowel Maimonides en Averroës geschreven, maar dit leuke boekje biedt natuurlijk een ander en iets persoonlijker beeld.


Ian McEwan - Solar (Jonathan Cape, 2010) ***

Eén van de mindere werken van Ian McEwan, zonder twijfel een van de beste hedendaagse auteurs.

De hoofdfiguur, Michael Beard, is theoretisch fysicus, wint zelfs de Nobelprijs, en gaat nadien aan de slag als specialist in clean-tech. De hele problematiek van global warming, samen met de verschillende standpunten over oorzaken en oplossingen krijgen we over ons dak. Parallel aan deze grote maatschappelijke problematiek, loopt Beards persoonlijk leven, evenzeer gekweld door vragen rond verantwoordelijkheid, ethiek en schuld. Ondanks het gewicht van het onderwerp, poogt McEwan lichtvoetig te blijven, inclusief de lichte spot waarmee hij zijn hoofdpersonage ten tonele brengt.

En dat is misschien het fundamentele probleem met dit boek : het is iets te sterk structureel opgebouwd, met verhaallijnen, inclusief de levensloop van het personage, die ondergeschikt worden aan zijn bouwwerk, waardoor het geheel nogal onwaarschijnlijk overkomt, en ergens wringt, zowel qua toon als qua plot.

Lees beter eerst "On Chesil Beach" of "Saturday".




Shahriar Mandanipour - Censoring An Iranian Love Story (Vintage 2009) **

Zoals de titel het aangeeft, is dit een liefdesverhaal dat al bij voorbaat is gecensureerd door de auteur. Het basisconcept is even origineel als irriterend. De schrijver legt immers heel zijn verhaal uit, met verklaringen over waarom hij schrijft wat hij schrijft, inclusief de schrappingen en een nevenplot (hoofplot?) over zijn relatie met de officiële censor van het Iraans regime.

De irritatie wordt maar verhoogd door de betweterigheid van de auteur en de vele verwijzingen naar de - andere - groten van de literatuur. Het geheel is wel interessant om de Iraanse context voor kunstenaars beter te begrijpen, de ongelooflijke historische culturele rijkdom die ze hadden die nu tot stilstand komt. Maar je hebt geen roman van driehonderd bladzijden nodig om als lezer tot dat besef te komen.


Georgina Harding - The Solitude Of Thomas Cave (Bloomsbury, 2007) ***

Een heel mooi geschreven verhaal over een matroos op een 17de-eeuwse walvisvaarder die om een weddenschap overwintert op het poolijs. Hardings taal en poëtische stijl zijn heel sterk en treffend. Sympathiek maar geen topwerk.

Monday, December 27, 2010

Stefan Themerson - The Mystery Of The Sardine (Faber & Faber, 1986) ***½

Een al wat oudere roman, maar me sterk aangeraden (dank, Walter!), en terecht. Themerson schrijft met ongelooflijke precisie en gevoel voor ritme, op een zeer toegankelijke en vlotte manier. Het verhaal is echter minder duidelijk en rechtlijnig.

Een hond die dienst doet als terroristische boodschapper ontploft, en doodt hierbij een jongeman en rukt de benen af van een professor. Het onderzoek naar de gebeurtenis en zijn mogelijke daders, wordt met de nodige klinische en onderzoekende afstandelijkheid behandeld, zowel door de politie als door de schrijver.
Geen van beiden maakt ons echter veel wijzer, en het mysterie van de sardine blijft eigenlijk een groot mysterie. Alle personages blijken wel met elkaar een zekere verwantschap te hebben (familiebanden, liefdesrelaties, intellectuele, professionele, geografische, ...), maar geen van hen is echt de protagonist te noemen. De eerste protagonist, een schrijver, gaat bijvoorbeeld al zeer snel dood. Het verhaal evolueert op dezelfde manier, zonder duidelijke richting.

De toegankelijke schrijfstijl en de gemakkelijk te begrijpen handelingen staan in schril contrast met de enige vragen die tellen, namelijk "wat gebeurt hier eigenlijk?" of "hoe staan al die zaken met elkaar in verband?"

Maar misschien is het zelf al irrelevant om die vraag te stellen.

[Lady Cooper speaking] “. . . What is the purpose of piling up and up all those isolated irrelevancies, all those unconnected facts and people near or far if you can’t link them together, hiddenly or not.”
“But I can,” he [the Minister of Imponderabilia] said.
“No,” she said.
“Yes,” he said.
“You really mean that all those various things can be linked with something? Something definite?”
“Yes.”
“Well, what is it? What is this mysterious something?”
“It isn’t a ’something,’ it’s ’somebody.’”
“A person?”
“Yes.”
“Can you tell me who?”
“I can.”
“Well, who?”
“You,” he said.

De personages komen ook terug in de andere romans van Themerson : General Piesc, Princess Zuppa, Cardinal Pölätüo, Joseph Kszak, the Minister Of Imponderabilia. Anderen komen enkel in deze roman voor, maar zijn niet minder kleurrijk : Miss Prentice, the palmist; Captain Casanova-Bridgewater, Don José Mariá López, a Spanish priest, Mrs Massgrave, ... and the Mad Hatter.

Logica, filosofie, kunst, psychologie, paranormale en abnormale gebeurtenissen doorkruisen elkaar zonder enige hiërarchie, oorzaak of consequentie, of het moet zijn dat ik iets heb gemist. In elk geval, het mysterie blijft bestaan, en dat is waarschijnlijk maar goed ook. Prettige literatuur. Zonder pretensie, anders, lichtvoetig.

Intussen verfilmd door Erik Van Zuylen in 2005.

Michel Houellebecq - La Carte Et Le Territoire (Flammarion, 2010) ****

Dit is zonder enige twijfel Houellebecqs beste roman tot nu toe, één waarin hij wat afstand heeft kunnen doen van zijn seksuele fantasmen, een iets volwassener boek dus.

Het verhaal vertelt het leven van een Franse kunstenaar, Jed Martin, eerst fotograaf, dan schilder, die in het leven staat zonder dat echt veel richting te geven uit eigen beweging. Hij ondergaat de relatie met zijn vader, die depressief is geworden, ontgoocheld door een rijk leven als architect, hij ontmoet de schrijver Michel Houellebecq, die in het begin slechts zijdelings, maar gaandeweg een meer prominente rol gaat spelen.

Het verhaal zelf is flinterdun, evoluerend naar een "whodunnit" na de barbaarse moord op de schrijver, maar dat is bijzaak. De kracht van het boek ligt in Houellebecqs bijna ondraaglijke bescrhrijving van de leegte van het bestaan. Zinloosheid, zelfs in de kunst, is één van de voornaamste aspecten van het leven. Ondanks die neerslachtigheid zijn alle personages relatief positief : Jed wordt beroemd en rijk, hij heeft relaties met de interessantste en mooiste vrouwen, zijn vader was een gevierd architect, en hun relatie verbetert, Houellebecq wil de tekst voor zijn catalogus schrijven, ... maar ondanks al die vreugde blijft er toch weinig substantie over.

Net zoals in zijn vorige romans, is Houellebecq gefascineerd door de economie van zijn land, en vooral de toeristische aspecten ervan. Waar het eerder al de Club Med was, staat nu de Guide Michelin centraal, met de kunstenaar die foto's maakt van de kaarten van Michelin als zijn eerste commercieel succes. Dit verklaart de titel : de mensen zijn geïnteresseerd in de artistieke vormgeving van een abstractie van de echte realiteit, met Ferdinand de Saussure die impliciet om de hoek komt kijken met zijn signifié en signifiant.

Het enthousiasme van de personages voor de alledaagse dingen is anders ook typisch Houellebecq, of het nu gaat om de kwaliteit van een koffiemachine, een auto of Apple, hij is positief gestemd.

Maar dat alles staat in schril contrast tot de absolute zwaarmoedigheid waarmee het geheel is geschreven. Een lukraak gekozen tekstje illustreert dit goed - zelfs een begrafenis kan tot enthousiasme aanleiding geven, met tegelijk een wat cynische commentaar naar de vrouwen (en impliciet ook naar het manvolk).

"Probablement briefés par le prêtre, les fossoyeurs les avaient attendus pour commencer à pelleter. Devant la tombe, l'enthousiasme de Jasselin pour les enterrements s'accrut encore, au point qu'il prit la décision ferme et définitive de se faire enterrer lui-même, et d'appeler son notaire dès le lendemain pour que cela soit explicitement précisé dans son testament. Les premières pelletées de terre tombèrent sur le cercueil. Une femme isolée, d'une trentaine d'années, jeta une rose blanche – c'est quand même bien, les femmes, se dit-il, elles pensent à des choses dont aucun homme n'aurait eu l'idée. Dans une incinération il y a toujours les bruits de machinerie, les brûleurs à gaz qui font un vacarme épouvantable, alors que là le silence était presque parfait, uniquement troublé par le bruit rassurant des pelletées de terre qui s'écrasaient sur le bois, s'égrenant doucement à la surface du cercueil. Au centre du cimetière, la rumeur de la circulation était presque imperceptible. À mesure que la terre emplissait l'excavation, le bruit devint plus étouffé, plus mat ; puis on posa la dalle."

Hij is cynisch, geestig, ongenadig voor het journaille, vol lof voor kleine dingen, maatschappijkritisch (tegen het establishment maar tegen hen die tegen het establishment zijn), maar vooral tegen aanstellers, de kunstwereld en kunstcritici.

Geen meesterwerk (geen Prix Goncourt waard), maar zeker het lezen waard.

David Mitchell - The Thousand Autumns Of Jacob De Zoet (Scepter 2010), ****


Het nadeel van te lang te wachten met het schrijven van een recensie is dat je de passages niet meer terugvindt die je wilde gebruiken als illustratie van een schrijfstijl, als pars pro toto voor de rest van het verhaal.
In elk geval is dit een leuk boek, maar één dat zoals de vorige romans van David Mitchell lijdt aan hetzelfde euvel : teveel willen doen.

De man kan schrijven, zonder enige twijfel. Hij maakt het zichzelf dan nog iets moeilijker door in het Engels van de achttiende eeuw te schrijven, wat bombastisch, maar vaak ook geestig overkomt.

Het verhaal is dat van de Nederlander Jacob de Zoet, klerk van de Oost-Indische Compagnie in Dejima, de enige vrijhaven in het gesloten Japan, waar enkel de Nederlanders een concessie hebben voor alle handel. Jacob moet er de boeken op orde brengen en mogelijke misbruiken aan het licht brengen. Al snel komt hij gesjoemel op het spoor, met valse boekhouding, maar ook met dubieuze transacties met enkele Japanse hoogwaardigheidsbekleders. De jaren opsluiting op het kleine eilandje, en het daaraan verbonden gebrek aan controle, eist uiteraard ook zijn tol op de andere vlakken van de moraal.

Naast een ongelooflijke sterke schrijfstijl, is het boek ook goed gedocumenteerd in de gewoonten en het gedachtengoed van die tijd, niet enkel van de Nederlanders, maar ook van de Japanners.

Wat het boek iets minder sterk maakt, is de stijlbreuk tussen het burleske dat het eerste en laatste deel van het boek typeert, en het onwaarschijnlijk tragische verhaal in het tweede deel, dat zich voornamelijk op het Japanse vasteland afspeelt.

Mocht Mitchell zich hebben beperkt tot het tweede deel, dat ik iedereen kan aanraden, en het jongensachtige van de twee andere delen achterwege hebben gelaten, dan had hij een absoluut meesterwerk kunnen schrijven. Nu zit dat ergens verborgen in een overvloed aan zijsporen en stylistische ballast.

Sunday, October 24, 2010

Roberto Bolaño - The Savage Detectives (Picador, 2008) *****

Een sterke aanrader. Roberto Bolaño is een Chileens dichter die in deze lijvige roman zijn eigen leven en ervaringen in een ongelooflijke knappe verhaalstructuur giet.

In de "roman" staan de hoofdpersonages, Arturo Belano en Ulises Lima, voor respectievelijk de auteur en zijn vriend Mario Santiago. Het hele verhaal wordt verteld door tientallen mensen die ze in hun leven zijn tegengekomen : liefjes, literaire contacten, andere bohémiens, andere schrijvers, familieleden.

Het verhaal is uiteraard geen detective in de zuiverste zin : het verhoudt zich tot een echte detectiveroman zoals het "sardine spel" zich tot "verstoppertje" verhoudt.  In het eerste geval verstopt één kind zich en gaan alle andere zoeken tot de laatste hen heeft gevonden. Dat gevoel krijg je bij het lezen van het boek. Niemand weet waar ze zijn of wat ze doen, maar iedereen is op zoek naar hen. Het is een omgekeerde detectiveroman. Het is geen "whodunnit", maar eerder een "whathavetheydone"? In het eerste geval is er iets gebeurd en zoekt idereen naar de dader. Hier is er niets gebeurd, maar iedereen is op zoek naar die twee figuren. Waarom iedereen hen zoekt is niet altijd duidelijk. Wat ze überhaupt hebben gepresteerd, zeker literair om al die aandacht waard te zijn, is nog meer de vraag. Maar de zoektocht zelf, is er één die het leven en de wereld doorkruist.

Belano en Ulises zelf zijn op zoek naar de ultieme poëzie, één die aansluit bij hun moderne leefwereld, en hoewel ze er zelf niet in slagen dit op een leefbare manier te doen, vallen ze zonder enige basis de "oude" dichters aan, met Octavio Paz, de grote Mexicaanse dichter als de gebeten hond, en hij komt zelf ook als personage voor, samen met nog een hele rist andere Latijns-Amerikaanse schrijvers. De echte stroming waar ze bij aansloten was die van het "infrarealismo", hier in het boek "visceral realism" genoemd.

Het verhaal zelf is ondanks de 650 bladzijden puur leesgenot van begin tot eind. Er gebeurt eigenlijk weinig maar toch gigantisch veel, tussen de verschillende personages, tussen hun ongebreidelde leven van drugs en seks en links activisme, ze vluchten voor bandieten, ze vermoorden iemand, ze verhongeren in Parijs, in Spanje, in Israel en zelfs in Liberia. Ze schrapen hun leven bij elkaar, zonder enige redelijkheid, misbruik makend van hun vrienden en kennissen, maar met een ongelooflijke passie voor hun literatuur en met een ongelooflijke aversie voor de bourgeoisie. Maar het leuke is dat Bolaño door de verschillende perspectieven er in slaagt om ook deze passie zwaar op de korrel te nemen, en die te parodiëren.

Terwijl iederen op zoek is naar Belano en Lima, zijn beiden op zoek naar Cesárea Tinajero, de stichtster van hun "visceral realism", van wie niemand ooit iets heeft gelezen en die niemand zich eigenlijk goed herinnert. Ze wordt zo een soort mythische figuur die wanneer ze haar uiteindelijk op het spoor komen, hen confronteert met de echte realiteit.

Elk van de vertellers brengt het verhaal dan nog in zijn eigen stijl en met zijn eigen stem : de geesteszieke architect/schoonvader, de alcoholieke uitgever, de rijke cultuurminnende advocaat die in elke zin Latijnse citaten gebruikt, de eerste verteller Juan Garcia Madero die elke literaire stijlfiguur kent. Hun visie op nieuwe feiten en gekende feiten zijn vaak verrassend en onthult vaak meer over de psyche van de verteller dan over de personages. En het zijn er tientallen en tientallen die hun mening geven, hun visie, al dan niet met gezag of kennis, maar ze hebben wel een mening die het verhaal lichtjes vooruit helpt, dat alsmaar donkerder en ontzagwekkender wordt.

Door die vele vertellers leest het boek vlot, omdat ze de lezer aanspreken in een echte "parlando" stijl, zoals ze het in realiteit ook zouden doen, eerder dan een geschreven stijl.

Een boek over het leven zelf, over de jeugd, over ambitie en verlangen, over mislukking en ontnuchtering.

Niet te missen!

Monday, August 2, 2010

Jazz novels

 As an avid reader, I have come across several books that bring the spirit of jazz to live. Many others have used jazz as backdrop for their plots, with Haruki Murakami, who once owned a jazz pub, as the most notable one, but also thriller author Steve Hamilton and a few other ones.

Yet there are three novels in which jazz is at the center of the story, with Michael Ondaatje's "Coming Through Slaughter" as my favorite.

Michael Ondaatje - Coming Through Slaughter (Picador, 1976) ****½

Michael Ondaatje is possibly best known for his award-winning novel "The English Patient", a book that is ten times better than the movie, and an absolutely fantastic read. Ondaatje is a language virtuoso, with a lyrical style that is at the same time intricate and easy to read.

In "Coming Through Slaughter" he tells the story of Buddy Bolden, the cornet player who started jazz in the early 20th Century in New Orleans. Little is known about Bolden's life, or about his music. He suffered from schizophrenia, and was collocated in a mental institution at a relatively young age.

In this wonderful novel, Ondaatje tells Bolden's story through the perspective of the people who were closest to him, as if they were they are delivering witness accounts of what was taking place. Each person, whether his friend the photographer Bellocq, or Cornish the trombone player, or his wife, talks with his or her own voice, alternated with scraps of other material that could shed light on the musician. The result is a patch-work of carefully crafted texts that not only re-create Bolden, but the whole atmosphere and context of turn of the century New Orleans, with its music and its nightlife.

The novel is an absolute delight. A must-read for jazz fans.

It is said that Bolden was the first to merge blues with ragtime and gospel. Here is Ondaatje's descriptive of this, through a testimony of one of the other characters:

"I'm sort of scared because I know the Lord don't like that mixing the Devil's music with His music. But I still listen because the music sounds so strange and I guess I'm hypnotised. (...) The picture kept changing with the music. It sounded like a battle between the Good Lord and the Devil. Something tells me to listen and see who wins. If Bolden stops on the hymn, the Good Lord wins. If he stops on the blues, the Devil wins."

In the marching band he was playing in, Bolden starts doing his own thing while spotting a girl on the sidewalk who reacts to his music.

"March is slowing to a stop and as it floats down slow to thump I take off and wail long notes jerking the squawk into the end of them to form a new beat, have to trust them all as I close my eyes, know the others are silent, throw the notes off the walls of people, the iron lines, so pure and sure bringing the howl down to the floor and letting in the light and the girl is alone now mirroring my throat in her lonely tired dance, the street silent but for us her tired breath I can hear for she's near me as I go round and round in the center of Liberty-Iberville connect. (continuing further for another page like this) my heart is at my throat hitting slow pure notes into the shimmy dance of victory, hair toss victory, a local strut, yes meeting sweat down her chin arms out in final exercise pain, take on the last long squawk and letting it cough and climb to spear her all those watching like a javelin through the brain and down into the stomach, feel the blood that is real move up bringing fresh energy in its suitcase, it comes up flooding past my heart in a mad parade, it is coming through my teeth, it is into the cornet, god can't stop god can't stop it can't stop the air the red force coming up can't remove it from my mouth, no intake gasp, so deep blooming it up god I can't choke it the music still pounding a roughness I've never hit, watch it listen it listen it, can't see I CAN'T SEE. Air floating through the blood to girl red hitting the blind spot I can feel others running, the silence of the crowd, can't see".

Ornette Coleman (was it him?) once said that "writing about music is like dancing about architecture", yet some of us, and Ondaatje in the first place, manage to come close to evoking it.

Roddy Doyle - Oh, Play That Thing (Vintage, 2005) ***½

Irish novelist Roddy Doyle is the master of the long and funny dialogues, taken from real life. Usually he sticks to the common man in Ireland, and many of his novels are really worth reading, such as "Paddy Clarke, Ha Ha Ha", "The Barrytown Trilogy", and "Snapper". To the general public he is possibly best known from the movie "The Commitments", in which a young band becomes the Irish replica of James Brown's music.

In this novel, Irish immigrant Henry Smart arrives in New York, gets involved in some mob troubles and has to flee to Chicago, where he meets no one less than Louis Armstrong, who is turned into a fictional character here, and is even involved in a burglary together with Smart. As in all Doyle's stories, "Oh, Play That Thing" is about the common man trying to make a living, making ends meet in a society whether nothing is given for free. And with no skills or education, they end up in the world of speakeasies, bootleggers and criminals.


The story is rambunctuous, fun and told with the energy and dynamic power we know from Doyle. Whatever stupidities they're up to, you cannot but feel a deep sympathy for the humanity of the characters.

Here is a short description of Armstrong's playing.

"The names danced among the crazy lights that jumped from the mirror ball above the dance floor. He was dancing now as he played, as if his legs were tied to the notes that jumped from the bell of his horn. His steps were crazy but he was in control. He was puppet and master, god and disciple, a one-man band in perfect step with the other players surrounding him. His lips were bleeding - I saw drops fall like notes to his patent leather shoes - but he was the happiest man on earth."



Patrick Neate - Twelve Bar Blues (Penguin, 2002) ***

"Twelve Bar Blues" tells a story that spans several generations, but its key character is "Lick" Holden, cornet player from New Orleans, and a contemporary of Lous Armstrong. It is an epic tale about jazz music, about African American culture and racism, about passion and love.

Even though it is not literature with a big "L", it is wildly entertaining and it creates characters and conjures up an entire world that are highly plausible and fun.



Now, Michael Ondaatje is from Sri Lanka and lives in Canada, Roddy Doyle is from Ireland, Patrick Neate from the UK. I may have missed something, but where is the great American jazz novel?

This is the first review that I post on my blog on Jazz CD Reviews and on Literature Reviews, the latter less popular because only in Dutch, but I will change that.

Sunday, August 1, 2010

Paul Harding - Tinkers (Bellevue Literary Press, 2010) ****½

"Tinkers" wond the Pulitzer Prize, not a small feat and rightly so. This relatively short novel - only 190 pages - is a pretty unique achievement, defying traditional forms you would expect for a novel.

The plot is simple and consists of two threads. One a the beginning of last century, telling the story of an epileptic man, Howard, trying to survive with wife and children by peddling from village to village. The second is about his son George, lying on his deathbed in his old age, surrrounded by his family.

Howard's epileptic spells give him visions of the world that are more acute, and possibly give some insights in what lies behind reality. George was a clock-maker, knowing the mechanisms behind time, its subtleties and intricacies.

Harding not delves into the depths of human existence, but adds a world of language that goes beyond the rational and descriptive, conjuring up images that present reality differently, less familiar but more adequate and full of the emotional wonder it has that goes beyond the explicable, whether it's about nature, about feelings, about relationships or about life itself. His prose is lyrical and eloquent, mythical and mistifying. It is not always easy to read : you need to take your time and experience the text rather than just read it. In that sense, it's really comparable to good music.

This is poetry in a prose format. This is music in words.

Don't miss it.