Verbazingwekkend. Een absolute krachttoer voor een debuutroman. Een turf van bijna 900 bladzijden waar Blas de Roblès tien jaar aan heeft gewerkt, en het verbaast niks als je de roman leest.
Het is tegelijk een avonturenroman als een filosofische als maatschappelijk bewogen roman als een brok geschiedenis. Het vertelt het verhaal van een journalist, Eléazard von Wogau, die in Alcántara, Brazilië het plan opvat om onderzoek te doen naar het leven van
Athanasius Kircher, een zeventiende eeuwse jezuïet, en zowat specialist in alles, gaande van aardrijkskunde over astronomie tot taalkunde en geneeskunde, en er de uiteindelijke biografie van zal schrijven, aan de hand van een manuscript van zijn leerling Caspar Schott.
Von Wogau is verzeild in een scheidingsproces, en Elaine, zijn echtgenote, een anthropologe, is ook in Brazilië op zoek naar een plek waar mogelijks de oudste fossielen ter wereld zijn gevonden, diep in het amazonewoud.
Hun dochter Moéma, die in een andere stad, Fortaleza, zou moeten studeren, is op drift geraakt.
Blas de Roblès is een ongelooflijk verteller, met een zeer realistische maar weinig expressieve stijl, maar wel één die de vaart in het verhaal houdt. De gebeurtenissen, dat is waar het om draait, en het ontbreekt niet aan actie. We krijgen de reisverhalen van de jezuïet, die mondjesmaat ontrafeld wordt. Eléazard is zelf ook verwikkeld in amoureus seksuele relaties, komt samen met een Italiaanse journaliste een politiek schandaal op het spoor, inclusief moorden, bouwovertredingen, afpersing en de inmenging van de CIA.
Elaine haar expeditie in het amazonewoud gebeurt met één hypocriete en één verliefde collega, met een malafide bootkapitein, drugsmokkelaars en kannibalenstammen in het woud, magie en vreemde dranken.
Moéma weet echt niet wat doen met zichzelf, en laat zich dan maar gaan door haar gevoelens, de lusten van haar jonge lichaam voor mannen en vrouwen, het verlangen naar paradijselijke eenvoud en de roes van bedwelming en diepgewortelde heidense rituelen.
Blas de Roblès geeft ons elk verhaal mondjesmaat, met alle verhalen die parallel aan elkaar lopen, in stukken en brokken, hoofdstuk na hoofdstuk, waardoor het héééél moeilijk is om het boek neer te leggen.
Het is geen grote literatuur, in de zin dat Blas de Roblès eigenlijk niet met letterkunde op zich bezig is. Hij is niet geïnteresseerd in stijl, die echt rechttoe-rechtaan als een Alexandre Dumas, hij is niet geïnteresseerd in literaire stromingen, of zijn plaats daarin, hij is wel geïnteresseerd in de samenleving en de plaats van de mens hierin. Het gaat over bedrog, over vernietiging van mensen en dingen en waarden, over de hopeloosheid van het leven, over onschuld en menselijke kleine kanten, over grote schuld en misdadigers, over de oneerlijkheid van de samenleving.
Dat alles geeft hem een ongelooflijke authenticiteit en eerlijkheid. Hij slaagt erin door zijn vertelenthousiasme om een hele wereld in het leven te roepen, en dat is op zich al een prestatie. Een roman om duimen en vingers van af te likken. Heerlijk voor een moment dat je veel tijd hebt.