Saturday, December 28, 2013

Boeken Top-10 2013

Van de 57 boeken die ik dit jaar las, kan ik onderstaand lijstje voorstellen. In ernst kan ik voor de dit jaar gepubliceerde romans er maar acht echt aanraden. Voorts nog enkele recente romans die ik nu pas in handen kreeg of heb kunnen lezen, dus in totaal toch een lijstje van dertien boeken. Ik heb wel de nieuwe Julian Barnes en de nieuwe Jim Crace, en nog een paar andere nog niet gelezen.

Beste romans van 2013 (of voor het eerst in het Engels uitgegeven)
  1. Philip Meyer - The Son  *****
  2. Javier Marías - The Infatuations  *****
  3. David Vann - Goat Mountain  ****½
  4. Colm Tóibín - The Testament Of Mary  ****½
  5. Russell Banks - Lost Memory Of Skin ****
  6. Herta Müller - The Hunger Angel  ****
  7. J.M. Coetzee - The Childhood of Jesus ****
  8. Don DeLillo - The Angel Esmeralda ****

Beste romans gelezen in 2013 die eerder waren uitgegeven. 
  1. Erich Maria Remarque - All Quiet On The Western Front *****
  2. W.G Sebald - Austerlitz (2002) *****
  3. Jonathan Littell - Les Bienveillantes  *****
  4. Peter Crace - Six (2005) ****½
  5. Jean-Marie Blas de Roblès - Là Où Les Tigres Sont Chez Eux (2008) ****½

Voor de rest, ontgoochelende Pynchon, ontgoochelende Handke, ontgoochelende Chabon, ontgoochelende Norfolk ... 

In Nederland en België? Ik weet het niet. Er gebeurt zoveel buiten ons taalgebied dat er al echt sterke romans moeten komen om dat te overtreffen. Me toch aan Wieringa gewaagd. Geprezen overal maar ontgoochelend. 

Javier Marías - The Infatuations (Hamish Hamilton, 2013) *****


Een opmerkelijke roman.

Het verhaal is simpel. De hoofdfiguur, Maria, die bij een uitgeverij werkt, komt dagelijks bij het ontbijt in een café het "perfecte koppel" tegen, tot op een dag de man brutaal wordt neergestoken door een zwerver. Na verloop van tijd neemt ze contact op met de weduwe, en ook met enkele van haar vrienden. Een diepgevoelig verhaal over dood en rouw wordt plots een thriller.

De manier waarop het verhaal verteld wordt is redelijk uniek, want één lange bijna-monoloog van Maria waarin al haar gedachten bij wat ze ziet worden neergepend. En die gedachten zijn vol mogelijkheden en verwachtingen en veronderstellingen. En vooral de onwetendheid, of eerder het gebrek aan zekerheid die hieruit ontstaat, zet haar aan om verder te gaan.

Marías vertelt met een ongelooflijk gevoel voor ritme en tempo, traag maar onderhoudend en slim, een beetje zoals W.G. Sebald, als een verkenning van gevoelens en drijfveren en de werkelijkheid.

Dit geeft Marías de mogelijkheid om aspecten aan bod te brengen die je enkel in literatuur kan brengen. De "mogelijkheden" zijn vaak te anecdotisch voor filosofie of psychologie, maar daarom niet minder relevant en menselijk, over rouw, liefde, passie, vriendschap, de dood.

Maar het stelt ook diepe vragen over de werkelijkheid rond ons, of wat we zien, of vermoeden te zien, ook effectief is wat het is, of er misschien geen ander perspectief is dat even plausibel is, zonder dat de feiten er daarom anders moeten uitzien.

Marías maakt van literatuur iets wat alleen in literatuur kan. En dan ten volle.

Echt, een opmerkelijke roman.

Ramón Del Valle-Inclán - Tyrant Banderas (New York Review of Books, 2012) ***½

Ramón Del Valle-Inclán leefde van 1866 tot 1936, en kwam uit een verarmde Spaanse artistocratische familie. Zijn "Tirano Banderas" vindt plaats ergens in Latijns-Amerika, in een dictatuur die gesteund wordt door de vroegere Spaanse kolonisator.

De roman is oorspronkelijk gepubliceerd in 1926, maar leest uitermate hedendaags, mede door Del Valle-Incláns specifieke stijl, die hij zelf "esperpento" noemde, een weergave van de komische aspecten van de tragedie van het leven.

In de roman volgen we de laatste drie dagen van de tiran Banderas, die omringd wordt door een bende gatlikkers en wreedaards, die enkel denken aan hun eigenbelang. Daarnaast heb je een aantal andere figuren, de jonge ambitieuze kolonel die overloopt naar de oppositie, de indiaan die oppositie voert, de student die in de gevangenis belandt, de Spaanse edelman die over en weer reist tussen paleis en Spaanse ambassadeur ... al die verhalen cirkelen rond de centrale figuur van Banderas.

Del Valle-Incláns benadering is zeer elliptisch. Je wordt meteen zonder veel uitleg bij de concrete gebeurtenissen en anecdotes van de personages betrokken, die als een soort puzzel de hele roman bijeenleggen. De machthebbers worden zoals zijn "esperpento" het voorschrijft gepresenteerd als komische figuren, omringd door andere komische en laffe figuren bij wie ijdelheid en vormelijkheid en de juiste connecties belangrijker zijn dan wat dan ook, maar dit alles maakt de gruwel van de gewone man nog erger.

Ook de internationale gemeenschap die zich wenst uit te spreken over de zeer ontplofbare situatie in het land brengt al zijn ambassadeurs samen om te komen tot een gemeenschappelijke nota die totaal naast de kwestie is.

De auteur is zonder enige twijfel bij de grote wegbereiders geweest voor auteurs zoals Mario Vargas Llosa en Gabriel Garcia Marquez. De groteske momenten zorgen voor wat afstandelijkheid en de misschien al te elliptische stijl vermindert een diepe karakterontwikkeling van de personages, en dus ook van het inlevingsvermogen bij de lezer, maar ze houden de vaart wel in het verhaal.

John Freely - Before Galileo - The Birth Of Modern Science in Medieval Europe (Overlook Duckworth, 2013) ***½


John Freely is een Amerikaans fysicus die in zijn "Before Galileo" de geschiedenis van de fysica brengt, en dan met name de wereldbeelden die ervoor nodig waren om ook wetenschappelijke vooruitgang te maken.

In zijn eerste hoofdstukken schetst hij de ongelooflijke ontdekkingen en hypotheses die door de Grieken werden geformuleerd, en dan vooral op het vlak van sterrenkunde en wiskunde. Hij gaat lang door op het belang van de Arabische geleerden om de klassieke traditie verder te zetten, om dan dankzij vertalingen uit het Arabisch terug ingang te vinden in het werk van Thomas Aquinas, Roger Bacon, Robert Grosseteste en anderen om dan te culmineren in het werk van Copernicus en Galileo.

Een mooi en overzichtelijk werk.

Charles Freeman - The Closing Of The Western Mind (Vintage, 2005) ****


Een sterke aanrader voor wie interesse heeft in de geschiedenis van de rationaliteit. Freeman loodst ons doorheen de eeuwen van Plato en Aristoteles tot Thomas Aquinas (die Aristoteles terug van onder het stof haalde), met tussendoor de grote verduistering van ons denken dat door het christelijk geloof werd ingeleid, en dan versterkt door de machthebbers in Rome en Constantinopel en andere plekken waar religie de macht van de heersers kon versterken.

Om maar enkele citaten te geven :

Johannes Chrysostomos schrijft : "Restrain your own reasoning, and empty your mind of secular learning, in order to provide a mind swept clear for the reception of divine words".

Of Basilus "Let us Christians prefer the simplicity of our faith to the demonstrations of human reason ... For to spend much time on research about the essence of things would not serve the edification of the church".

Naast een regelrechte aanval op proefondervindelijk onderzoek en rationeel denken, werd ook elke ander geloof of overtuiging gaandeweg als ketterij beschouwd en verboden. Slechts één standpunt gold, dat van de christelijke kerk, en ook dan nog kon dit slechts door enkelen worden bevat en geïnterpreteerd, met name de bisschoppen en pausen.

Niets nieuws dus, maar wel zeer sterk gedocumenteerd en vlot leesbaar.


Peter Høeg - The Quiet Girl (Picador, 2006) **


Peter Høeg is niet vervaard van een mengeling van fantasie, suspense, actie, maatschappijkritiek en een vleugje mystiek.

"Smilla's Sense Of Snow" was een voltreffer van een thriller, geen literair meesterwerk, maar spannend, onderhoudend en slim. "Borderlines" was nog iets beter, maar zijn "History of Danish Dreams", dat was echt genieten.

Met "The Quiet Girl" blijft hij spanning met mystiek vermengen, met als hoofdfiguur een clown, Kasper, die zijn beste tijd heeft gehad, en die tevens beschikt over een uitzonderlijk gehoor, wat hem in staat stelt geluiden over verre afstanden te horen, maar ook om menselijke gevoelens te kunnen waarnemen, want alles brengt geluid voort. Hij raakt verwikkeld in een mysterieuze verdwijning van een aantal kinderen die aardbevingen zouden kunnen voorspellen, wat enkele projectontwikkelaars zeer goed zou uitkomen. Kasper voelt de speciale stilte van één van deze kinderen, inderdaad "the quiet girl" en gaat naar haar op zoek, maar moet tegelijk vechten tegen zijn demonen uit het verleden, zijn relaties, de taksinspectie in Spanje en Denemarken die hem achterstallige belastingen willen doen betalen, en respectievelijk in de nor steken en het land uitzetten.

Er is ook een soort internationale sekte van kloosterzusters bij gemoeid, die - hoe kan het ook anders - wijs zijn, politiek op de hoogte en zelfs bedreven in gevechtssporten.

Wat er allemaal gebeurt in het verhaal, laat ik de lezer zelf ontdekken, maar het is een soort hallucinatie waar je kop noch staart aan krijgt. Høeg vermengt zoveel genres en stijlen door elkaar, maar gebruikt ook flash-backs zonder die als dusdanig te vermelden, zodat ook de tijd door elkaar lijkt te schuiven. Niet is wat het lijkt en alles is in constante verandering, en de fantasie is zo wild als in een stripverhaal, met name alles is mogelijk.

En om het nog wat complexer te maken, blijkt Kasper de clown ook een groot kenner van klassieke muziek te zijn, want Bach composities zijn overal terug te vinden, in mensen en plekken en dingen. En ook als hij bidt, gebruikt hij de woorden van Bach cantates.

Net zoals bij zijn vorige "The Elephant Keeper's Children", is dit geen grote literatuur. Het is een leuk stripverhaal in prozavorm, waarin spiritualiteit, politiek, muziek op een oppervlakkige manier gemengd worden tot een leuke saus die wel een leuke atmosfeer biedt, maar weinig substantie bevat.

Chico Buarque - Budapest (Grove Press, 2003) ***


José Costa is een Braziliaanse ghost-writer die in Rio de Janeiro werkt, deelneemt aan het internationaal congres van ghost-writers, een beklagenswaardige groep van gefrustreerden van wie de literaire talenten per definitie niet erkend kunnen worden, en die enkel onder elkaar hun anonimiteit kunnen afleggen, en als zijn vrouw naar London wil, besluit hij tijdens die periode naar Budapest te gaan, om er de taal van de duivel zelf te leren spreken. Daar leert hij Kriska, een lerares kennen die al snel zijn minnares wordt.

Terwijl zijn boek over en geschreven voor een industrieel en politicus een best-seller wordt in Brazilië, leert Kriska hem op haar heel eigen manier opnieuw te leven en zichzelf te herontdekken. Het is wel een roman die draait om de ik-ik-ik van de schrijver, verpersoonlijkt door de ik-ik-ik van het hoofdpersonage, maar met voldoende zelfspot om het leesbaar te houden.

Een sympatieke roman, maar niet meer dan dat.

Tao Lin - Taipei (Vintage, 2013) *


Hoog geprezen in de Amerikaanse pers als de stilist van de sociale media generatie, maar ik heb Taipei na dertig bladzijden weggelegd. Waarom zou ik dit in godsnaam lezen? Karakters zonder karakter, liefdesperikelen tussen jongvolwassenen, een oninteressante plot en slecht geschreven.

Het kan best zijn dat om redenen van 'political correctness' de Amerikaanse pers een schrijver van buitenlandse oorsprong omarmt die in het Engels schrijft over Amerika, andere redenen voor de goede kritieken zie ik niet.

Jim Crace - Six (Viking, 2003) ****½


Tot nu toe had ik enkel "Arcadia" van Jim Crace gelezen, en vond het maar zo-zo. Van "Six" heb ik echt genoten, en met volle teugen.

Het is het verhaal van een man die bij elke vrouw met wie hij een relatie aangaat, ook een kind verwekt, namelijk zes, vandaar ook de titel. De achtergrond is een stad in politieke rep en roer, die ook onderhevig is aan overstromingen.

Het perspectief is dat van de alwetende verteller, maar die, net zoals in de romans van Kundera, zich vragen stelt bij het gedrag van zijn personages, of er bij momenten zelfs door verrast wordt. Crace geeft commentaar en spaart zijn kritiek niet, hoewel die altijd warm is voor alle karakters in het boek, de man én de vrouwen. Zijn humor is uitermate fijnzinnig en scherp, net zoals zijn stijl. De zinnen zijn kort en hebben het ritme van poëzie, en in alle eerlijkheid kwamen herinneringen aan Ovidius opnieuw naar boven.

"He wants to say he feels besieged. Another child? He only has himself to blame. To be so fertile is a curse".

Lix, de hoofdfiguur, is een succesvol acteur, voor toneel, televisie en film, inclusief de televisie-soap "Don Juan Among The Feminists", maar ondanks de heldenverering die daarmee gepaard gaat, blijft hij onzeker in het echte leven, een anti-held eigenlijk die eerder weet wat hij niet wil dan wat hij wel wil.

"O yes, he was ashamed. How had he let the moment pass those many years ago? He should have said, 'Your pregnancy. Your body, yes. Your private life. But this is not your private kid! I have responsibilities and needs".

Het is lyriek van de beste soort, een mijmering over de liefde, kunstzinnig en verfijnd uitgebalanceerd over verschillende soorten relaties, van de meest vluchtige tot het langdurige huwelijk. Een kleinood om opnieuw te lezen.

Zijn nieuwe roman, "Harvest", genomineerd voor de Man Booker Prize, ligt klaar op het schap.



Friday, December 27, 2013

Grazyna Plebanek - Illegal Liaisons (New Europe Books, 2013) *


De plot is simpel : de thuisblijvende man van een ambitieuze Poolse ambtenaar bij de Europese Commissie gaat vreemd. De hele plot vindt plaats in Brussel, reden waarom ik de roman heb gekocht. Dit is zowat alles wat er te zeggen valt. De karakters zijn oninteressant, het gegeven saai, haar schrijfstijl vervelend, het opdissen van het Europese leventje in Brussel is irritant.

Een afrader!

Thomas Pynchon - Bleeding Edge (Penguin, 2013) ***½


Het is ongelooflijk dat we alweer een nieuwe Pynchon hebben, want de vorige, "Inherent Vice", dateert pas van 2009.

De setting is voor een keer New York, in plaats van de gebruikelijke West Coast. We bevinden ons 2001, vlak voor de val van de Twin Towers, en na de barsten van de dot.com bubble.

De hoofdfiguur is Maxine Tarnow, die haar eigen kantoor voor fraude-onderzoek heeft, en haar diensten verhuurt aan bedrijven of individuen die vrezen opgelicht te zijn. Zoals het Pynchon betaamt, komt Maxine terecht in een web van samenzweerderige individuen, met geheimzinnige transacties die plaatsvinden tussen kleine al dan niet failliete tech-bedrijven, al dan niet met medeweten van de Amerikaanse geheime diensten, Rusland en enkele sultans of organisaties in de Arabische wereld. Zoals het Pynchon betaamt, weet je uiteindelijk niet meer wie maffia is en wie overheid, en wie de goeden en wie de slechten zijn, en eerlijk gezegd, ook Maxine is niet echt behulpzaam om de zaken te helpen oplossen, en uiteindelijk blijkt de enige plek die nog te begrijpen valt, niets minder dan een soort Second Life te zijn, waar ook in realiteit verdwenen  en vermoorde individuen nog rondwandelen, maar of dat echt is of enkel als fake avatar blijft ook een raadsel.

Pynchon maakt er een prachtige cocktail van het hippe New Yorkse leven met karakters die meest trendy plekken van de beau monde frequenteren, maar verrassend tussen dit alles zijn de twee normale kinderen en de redelijk normale man van Maxine, die het hele gebeuren naast zich zien plaatsvinden zonder eigenlijk te beseffen in wat voor een ingewikkeld paranoïde complot hun moeder is verwikkeld, misschien nog wel het meest verrassende in het werk. In wezen is dit complot niet meer dan een aaneenrijging van sketches, die het sociale en financiële en techie leven van de New Yorkers aan de kaak stelt.

Waar je in de vorige romans van de grootmeester nog meegesleept werd in het vaak onbegrijpelijke gebeuren, is die positie hier helemaal verdwenen. Je leest mee van op een nog grotere afstand, met een satire die bij momenten wel geestig is, maar niet uitzonderlijk.

En dat is waar je mee blijft zitten, een detectiveroman met veel sociale satire, met het virtuoze taalspel voor de gelegenheid achterwege gelaten, met een context die niet echt vernieuwend is in zijn eigen oeuvre, enkel het decor is anders.

Tja ...

Knut Hamsun - Hunger (Farrar, Strauss & Giroux, 2008) ***


Knut Hamsun won de Nobelprijs literatuur in 1920. Zijn "Sult" of "Honger", heeft daar zeker toe bijgedragen. De roman brengt het relaas van een aan lager wal geraakte journalist, die zijn laatste centen verkwanselt en gaandeweg dakloos wordt en waanzinnig. Elke rationele gedachte en normaal gedrag verdwijnen en de aftakeling is voelbaar bij elke bladzijde de geschreven wordt. Als lezer wil je de man aanporren om zich te herpakken, om te stoppen die domme dingen te doen, omdat je weet, vermoedt, vreest dat ze hem geen soelaas gaan brengen, en wel integendeel, dat ze zijn situatie nog erger gaan maken.

Hamsuns kracht is dat hij deze aftakeling beschrijft vanuit zijn eigen ervaring als werkloze met twaalf stielen en dertien ongelukken. De roman is in de literatuurgeschiedenis een mijlpaal door zijn uitgebeende psychologische beschrijving van de gedachten en gevoelens van de ik-persoon, en in die zin een wegbereider voor de 20ste eeuwse roman, en vele grote schrijvers, waaronder Hemingway en Thomas Mann, zagen in hem een voorbeeld, vooral dan door het uiterst subjectieve perspectief, maar ook door het nihilisme en fundamentele eenzaamheid.

Voor een lezer vandaag is het uiteraard niet langer zichtbaar hoe vernieuwend de roman wel moet geweest zijn. Toch is hij het lezen waard, al was het maar voor de historische betekenis.

José Manuel Prieto - Rex (Grove Press, 2007) ****


In deze verbluffende roman is het hoofdpersonage, de ik-persoon, een jonge Cubaan die de privé-leraar wordt van een jonge Rus die met zijn ouders overwintert in het Spaanse Marbella. De ouders blijken banden te hebben met, en ook achtervolgd te worden door de Russische maffia. Hij is een wetenschapper, zij een beeldschone jonge vrouw. De ik-figuur geraakt verwikkeld in deze bizarre context. Het boek is geschreven als een relaas, als een verklaring, als een verre herinnering aan de jij-figuur, de jongen aan wie hij les moet geven.

Het meest verbluffende aan de roman is de unieke benadering van de plot door Prieto, en zijn hermetische schrijfstijl die het bijna onmogelijk maakt om echt goed te volgen wat er gaande is. Of anders gezegd, de plot ontvouwt zich mondjesmaat doorheen het mythisch-abstract verhaal dat de ik-persoon aflevert.

Zoals hij het zelf schrijft op de eerste bladzijde :

"Language, and aqueous thing, foundationless, a river of words. Yet how rapidly I sail along it, the mass of that river flowing beneath me: no mere suspension of sediment washed along by chance but the immense briny depths of a living liquid. And we can peer down and scrutinize its surface, see it at work, discover its life, watch its cells move and exchange information and energy without ever ceasing to transmit an idea. ... Not simply piecing together a more or less coherent story - making the sun come up, in the novel, over that red sea - but reducing the incredible life of that prose or song that lies beneath our own to its essence, as if the Writer had used blood where others only water, simple sea water".

De "Writer" is niet hemzelf, maar Marcel Proust, wiens "A La Recherche Du Temps Perdu" doorheen de roman wordt geciteerd, net zoals Shakespeare, Herodotus, Borges, Dostoyesvski, Molière, H.G. Wells, Lewis Carroll en velen meer, uiteraard zonder expliciete verwijzing of citaten.

De aanpak van Prieto is niets minder dan hypnotiserend en fascinerend, maar kan even zo goed bij lezers overkomen als irriterend en pedant. Over die laatste gevoelens heb ik me zelf heen moeten worstelen, tot je geen weerstand meer biedt, en gewoon meegesleurd wordt in Prieto's bizzarre taal-universum.

Eindelijk nog eens een schrijver die zijn taal doet werken, die er iets anders van maakt, die er nieuwe mogelijkheden in vindt en daardoor bij de lezer een andere leeservaring oproept, wel één die aandacht en volledige overgave vereist, maar daarom niet minder bevredigend is.



Raymond Queneau - Un Rude Hiver (Gallimard, 1939) ****


Een lichtjes absurd verhaal waar weinig in gebeurt, maar toch door zijn gewone dagelijksheid en door Queneau's eigen stijl en toon echt de moeite loont.

Het verhaal dateert van 1939 maar gaat over Bernard Lehameau (Hamlet in het Engels!), een soldaat die gekwetst is in de eerste wereldoorlog en terugkeert naar Le Havre in Frankrijk. Hij leert er twee kinderen kennen, Annette en Pol, met wie hij naar de bioscoop gaat. Hij gaat eten bij zijn broer die senator is. Hij ontmoet een Britse vrouwelijke soldaat op wie hij verliefd wordt, en waar hij mee naar bed wil. Ze wil echter maagd blijven tot haar huwelijk. Ze vertrekt met haar boot terug naar Engeland, maar die vergaat onderweg. Hij gaat op bezoek bij de oudste zus van Annette die prostitué is. Hij trouwt met deze laatste. Ze adopteren de kinderen Annette en Pol. Hij geneest en vertrekt opnieuw naar het front.

Queneau vertelt het verhaal in opperste eenvoud, maar diep onderliggend is de onzekerheid van de oorlog, van de relaties, van de familiale strubbelingen, de politieke tegenstellingen, en nog veel dieper, de pijn van de eenzaamheid.

Peter Stamm - Seven Years (Granta, 2012) *


Alex is een architect, net als zijn geliefde en latere vrouw. Hij komt na verloop van tijd de Poolse Ivona opnieuw tegen, een onaantrekkelijke, diep gelovige en passieve vrouw die zich onderdanig aan hem geeft. Om onbegrijpelijke redenen gaat Alex die relatie aan en onderhoudt ze ook. Hun architectenbureau lijdt onder de crisis en alles evolueert van kwaad naar erger.

Kortom, Zwitsers auteur Peter Stamm gebruikt een aantal tegenpolen, bouwt daar karakters rond en spint er een verhaaltje van. De karakters zijn ongeloofwaardig en hun relaties nog meer, precies omdat ze zo eendimensionaal zijn. Dat de hoofdfiguur zelf succes kan hebben in zijn zakenleven wordt compleet tegengesproken door zijn kortzichtige irrationele gedrag, dat bovendien karakter noch energie heeft. En dat deze man, die zogezegd een architecturaal visionair is, zich laat afzakken tot het misbruiken van een bijna achterlijke jonge vrouw, zonder zich daar al teveel vragen bij te stellen, is zo onrealistisch dat het pijnlijk is.

En mocht Stamm dan nog goed schrijven, dan kon het lezen van fraaie zinnen misschien nog bekoren, maar ook dat is middelmatig.

Links laten liggen, dus.

Lawrence Norfolk - John Saturnall's Feast (Bloomsbury, 2013) ***½


Van sommige schrijvers kan je niet wachten tot ze hun volgende roman uitgeven, en Lawrence Norfolk behoort tot die groep. Zijn drie vorige romans, "In The Shape Of A Boar", "Lemprière's Dictionary", en "The Pope's Rhinoceros" zijn sterke aanraders, al was het maar voor de ongekende wereld die ze tot leven wekken, vol verhalen, onverwachte wendingen en dit in een historische context die plausibel lijkt maar toch ook absurd is.

Alleen al de eerste vijf bladzijden van "The Pope's Rhinoceros", een beschrijving van krakend ijs op zee tijdens een ijselijke winter, zijn relatief uniek. Norfolk is een buitengewoon stilist, iemand die oude taal kan oproepen, en dit op een moderne en boeiende manier. Twaalf jaar was het wachten op een nieuwe roman van hem.

Alleen denk ik dat mijn verwachtingen net iets te hoog waren gespannen. In "John Saturnall's Feast" wordt het verhaal verteld van een jongetje die met zijn moeder aan de rand van een dorp wonen, outcasts die gevreesd, gepest, maar heimelijk opgezocht worden om remedies tegen alle kwaaltjes te krijgen, want zijn moeder wordt als heks bestempeld naargelang de tegenspoed het dorp treft. Het jongetje heeft wel een bijzondere neus, en na het overlijden van zijn moeder belandt hij op een naburig kasteel, waar hij de lessen van zijn moeder gestadig omzet in het bereiden van het maal voor het mythische feest dat door de generaties in zijn familie werd doorgegeven.

Norfolk verweeft de historische achtergrond, de mythische elementen en de culinaire geneugten perfect samen in een verhaal dat boeiend en onderhoudend is, maar zijn barokke stijl is nu beperkt tot de oude gerechten die elk nieuw hoofdstuk inleiden.

Maar zijn verhaal leest dan ook bijna als een gerecht, als een mengeling van sterke karakters, met slechteriken en goeden, met keikoppen en volgers, die uiteindelijk aan tafel moet gaan zitten, dus ook iets gemeenschappelijks moeten doen, maar uiteraard kan niet elk ingrediënt uiteindelijk op het feest aanwezig zijn. Het is een verhaal over macht, macht door geweld, door kennis of talent, over liefde en authenticiteit van gevoelens, over gevangen zitten in sociale normen die best doorbroken worden, maar niet te doorbreken zijn in sterk hiërarchische tijden.

Niet zijn best boek, maar toch een aanrader voor wie een onderhoudende roman wil lezen.

David Vann - Goat Mountain (William Heineman, 2013) ****½


Waar Vanns "Legend Of A Suicide" goed geschreven maar nogal onevenwichtig was, heeft hij met "Goat Mountain" wel een heel sterk en goed uitgebalanceerd verhaal gebracht.

Een vader, zoon en grootvader gaan samen met een vriend van de vader op jacht voor een weekend. Het verhaal wordt geschreven vanuit het perspectief van het 11-jarig jongetje, dat op de eerste dag een man doodschiet, een stroper die zich op hun jachtterrein bevindt.

Dat is de aanzet van een spanning tussen de vier mannen die elk anders tegen het gebeuren aankijken. De jongen zelf blijft er verbazend ijzig onder, alsof hij eerst niet tot gevoelens in staat is, maar wel haarscherp kan beschrijven hoe zijn omgeving reageert. En dan gaat Vann nog een stap verder, in een spetterend vertoon van de onderbewuste duistere krachten die in onszelf leven, het spiegelbeeld van goed en kwaad, van schuld en onschuld, en brengt dit incident tot een reflectie over mythes, niet door daar cerebraal over uit te wijden, maar door de mythische elementen zelf op te roepen in het verhaal.

"The moon a stationary thing as it moved. Solid and near. Light soft, indirect, and all revealed, the ferns of the reservoir and wild grape climbing all along that bank, shape-shifting, large leaves in mounds and trelisses, filling every gap and hollow, a kind of blanket to cover deadfall and rut. 

I was the demon here, my cargo a form of blasphemy in that peaceful night, scuttling along, hunched and burdened. Rushing now, almost running, and I looked over my shoulder, felt that I was followed, some other part of my own self, feeling too exposed now in the light, needing cover".

Een elfjarig kind dat zoals Adam en Eva uit het paradijs van onschuld wordt verdreven, een kind van de nacht dat zelfs het licht van de maan niet meer verdraagt, en inderdaad een zware last moet torsen.

Een roman die even hard is als donker, geschreven met een uiterst nauwkeurige en economische pen.

Dave Eggers - Hologram For The King (Penguin, 2013) ***


Ondanks mijn dalende waardering voor Dave Eggers' romans, blijf ik paradoxaal genoeg toch zijn romans kopen en lezen. Zijn "You Shall Know Our Velocity" is een sterke aanrader, en zijn debuut "A Heartbreaking Work of Staggering Genius", net ook nog, maar dat is het dan zo wat.

Nadien ging het literair berg af, met meer maatschappelijk en politiek getinte verhalen, met hoofdpersonages die slachtoffers zijn van het systeem ("What Is The What", "Zeitoun"), maar door hun eerlijkheid en moed en oprechtheid toch overleven, dus alles wat boeiende literatuur maakt wordt eruit gehaald. Geen twijfelende, getormenteerde hoofdpersonages die in conflict liggen met zichzelf, maar redelijke zwart-wit prenten van zijn wereldvisie en van mensen die echt bestaan en die zijn bewondering opwekken. Fijn, maar spannend is anders.

 In "A Hologram For The King", schrijft Eggers weer over normale personages van vlees en bloed, in dit geval over een Amerikaanse bedrijf dat in Saudi Arabië een hologram moet gaan presenteren aan de koning, ergens in een tent nabij de nieuwe stad, de King Abdullah Economic City, een kunstmatige stad die in 2005 effectief in de steigers werd gezet. Wanneer Alan, een zakenman met beperkte kennis van het land, zich met de rest van het team naar ginder begeeft, is dat zijn laatste financiële strohalm om zijn toekomst en zijn gezin te redden, maar hij komt er terecht in een kafkaïaanse omgeving van onbegrip, gebrekkige coördinatie, onduidelijkheden en geldverslindende vaagheden, die hem geen stap verder brengen bij zijn project, maar hem wel dieper doen graven in zichzelf.

 Dit alles wordt dan nog gepresenteerd in een context van globalisering en de onmogelijkheid van de Amerikanen om dit te zien. Economische beslissingen worden nu elders gemaakt, en Saudi Arabië staat hier symbool voor.

 Alan's worsteling met zichzelf en zijn omgeving, de lichtheid en de absurditeit van zijn bestaan en onze wereld worden sterk naar voor gebracht, maar het blijft onder het niveau van zijn debuutromans.

Monday, September 23, 2013

Herta Müller - The Hunger Angel (Picador, 2012) ****


De Duitstalige Roemeense schrijfster Herta Müller is een stilistisch genie. Dat ze de Nobel Prijs voor literatuur kreeg is meer dan terecht. Ook in "The Hunger Angel" slaagt ze erin om de bijna onverzoenlijke tegenpolen van horror en poëtische kracht met elkaar te vermengen.

De roman beschrijft het wedervaren van een Roemeens jongetje uit de Duitse gebieden in het land die naar Rusland is gevoerd na de tweede wereldoorlog om de berokkende schade te helpen herstellen. In feite zitten ze in een werkkamp dat meer wegheeft van een strafkamp dan dat er reëel zinvolle activiteiten plaatsvinden.

Zoals de titel het aangeeft, is honger een constante in het kamp, de maatstaf van alle activiteiten, gedachten en relaties.

Verwacht geen verhaal, wel beschrijvingen van situaties, geen sitcom, maar sitdram, de horror van mensen die solidair willen zijn, maar het door omstandigheden, uit lafheid, uit overlevingsdrang, uit honger, niet durven, niet kunnen.

Geen gemakkelijke lektuur, maar hard en schrijnend.

"I realized many were missing. But unless they'd collapsed right in front of me I didn't consider them dead. And I took care not to ask where they might be. Still, when the evidence is staring you in the face, when you know so many who have died, fear becomes a powerful thing, even overpowering after a while - and therefore remarkably similar to indifference. This is what allows you to act fast when you're the first to discover a dead person. You have to undress him quickly, before the body gets too stiff to bend, and before somebody else makes off with his clothes. You have to take his saved bread out of his pillowcase before someone else beats you to it. Clearing away the dead person's things is our way of mourning. When the stretcher arrives in the barrack, there should be nothing to haul away but a body".




Erich Maria Remarque - All Quiet On The Western Front (Vintage Classics, 1999) ****½


Een van de meesterwerken van de literatuur, die ik nu eindelijk heb gelezen, en het is een roman die zijn reputatie alle eer aandoet.

De roman brengt het relaas van een Duits soldaat in de Vlaamse polders tijdens de Eerste Wereldoorlog. Of eerder van hemzelf en zijn divisie. Het boek is niet alleen een aanklacht tegen de verschrikkingen van de oorlog en het leed dat aan jongens wordt aangedaan die zelfs niet weten wat ze daar doen, het is tegelijk ook literair een van de eerste echt moderne romans.

De stijl van Remarque is direct en elliptisch. Hij beschrijft enkel scènes, geen context. Hij is direct in de actie en vertelt wat er gebeurt met zijn vrienden Tjaden en Müller zonder dat we eigenlijk achtergrond of beschrijving krijgen, hij vertelt over loopgrachten en beschietingen en ratten en doden zonder verdere kommentaar. Het is zo. Die realiteit hoeft geen verdere uitleg. Hij schrijft ook in de tegenwoordige tijd. Het effect hiervan op de lezer is krachtig. Je hoort erbij. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Er zijn ook seksuele escapades tussen, en culinaire ... maar die andere aspecten maken het zinloos vergooien van jonge levens alleen maar scherper.

Het boek is ook een scherpe aanklacht tegen de oorlog en de verwoesting van jonge levens. Ook wie niet stierf, ging getekend door het leven. Het boek is dan ook "een poging om een verslag te brengen van een generatie die verwoest werd door de oorlog". Ondanks het feit dat Remarque, die zelf gewond geraakte door Brits geschut in de Grote Oorlog, geen politiek standpunt inneemt, was ook zijn beschrijving als anti-patriottisch beschouwd, iets wat we ons vandaag moeilijk kunnen voorstellen.

Zijn roman werd dan ook verboden door de nazi's.

Een absolute must.


Sunday, September 22, 2013

W.G Sebald - Austerlitz (Penguin, 2002) *****


Toegegeven, soms mis je pas uitgekomen romans. Ze worden de hemel ingeprezen, en je weet van niets, alsof je op een andere planeet woont. Dit is er zo een.

Ik had van Sebald al "The Emigrants" gelezen, maar Austerlitz is zoveel fijner. Sebald is de documentalist van het leven. De man die kleine dingen en details belangrijk vindt en die ook vastlegt, in zijn boeken, en in de vele foto's die hij zoals gebruikelijk in zijn romans plaatst om zaken te verduidelijken, om de authenticiteit van het vertelde kracht bij te zetten.

In "Austerlitz" laat de ik-verteller, die amper terzake doet, tenzij als verslaggever, Austerlitz zijn verhaal doen, die van een joodse jongen die in 1939 naar Groot-Brittannië verplaatst wordt om in een pleeggezin terecht te komen dat alles doet om zijn verleden uit te wissen. Nu, in dit verhaal, gaat Austerlitz graven in wat er plaatsvond.

Sebald schrijft dit alles in een ruk door, zonder paragrafen, zonder hoofdstukken, alsof hij het allemaal snel en uit het geheugen rapporteert. En Austerlitz vertelt zijn eigen zoektocht alsof hij een fotografisch geheugen had, waarin opnieuw elk detail wordt weergegeven, inclusief de woordelijke herhaling van herinneringen die anderen hem vertellen. Ondanks het steeds dieper graven in herinneringen en details, blijft Sebalds stijl licht, enthousiast en met een ondertoon van hoogdringendheid. Het moet verteld worden, en nu meteen, anders riskeert alles vergeten te worden. Sommige zinnen zijn gigantisch lang en complex, één zelfs zeven bladzijden lang, omdat er blijkbaar geen tijd is om het neer te pennen en interpuncties zijn dan ook absoluut tijdverlies.

Een voorbeeld, wanneer Jacques Austerlitz in Praag zijn oude buurvrouw en "nanny" Vera terugvindt, inclusief hun vroegere flat die behouden gebleven was, inclusief alle inhoud.

"The furniture she had inherited in May 1933 together with great-aunt's flat, the display cabinet with a masked Meisen china Pulcinello on the left and his beloved Columbine on the right, the glass-fronted bookcase with the fifty-five small volumes of the Comédie Humaine bound in carmine red, the writing desk, the long ottoman, the camel-hair rug lying folded on one end of it, the blue tinged aquatint of the Bohemian mountains - throughout my entire life, which was now unravelling headlong before me, all this had stayed in the same place because as Vera told me, Austerlitz said, once she had lost me and my mother, who was almost a sister to her, she could not bear to alter anything".

De roman is fenomenaal in zijn diepe menselijkheid en authenticiteit, maar tegelijk ook absoluut vernieuwend en aangrijpend.

W. G. Sebald overleed na de publicatie van de roman.


Jean-Marie Blas de Roblès - Là Où Les Tigres Sont Chez Eux (J'ai Lu, 2008) ****½


Verbazingwekkend. Een absolute krachttoer voor een debuutroman. Een turf van bijna 900 bladzijden waar Blas de Roblès tien jaar aan heeft gewerkt, en het verbaast niks als je de roman leest.

Het is tegelijk een avonturenroman als een filosofische als maatschappelijk bewogen roman als een brok geschiedenis. Het vertelt het verhaal van een journalist, Eléazard von Wogau, die in Alcántara, Brazilië het plan opvat om onderzoek te doen naar het leven van Athanasius Kircher, een zeventiende eeuwse jezuïet, en zowat specialist in alles, gaande van aardrijkskunde over astronomie tot taalkunde en geneeskunde, en er de uiteindelijke biografie van zal schrijven, aan de hand van een manuscript van zijn leerling Caspar Schott.

Von Wogau is verzeild in een scheidingsproces, en Elaine, zijn echtgenote, een anthropologe, is ook in Brazilië op zoek naar een plek waar mogelijks de oudste fossielen ter wereld zijn gevonden, diep in het amazonewoud.

Hun dochter Moéma, die in een andere stad, Fortaleza, zou moeten studeren, is op drift geraakt.

Blas de Roblès is een ongelooflijk verteller, met een zeer realistische maar weinig expressieve stijl, maar wel één die de vaart in het verhaal houdt. De gebeurtenissen, dat is waar het om draait, en het ontbreekt niet aan actie. We krijgen de reisverhalen van de jezuïet, die mondjesmaat ontrafeld wordt. Eléazard is zelf ook verwikkeld in amoureus seksuele relaties, komt samen met een Italiaanse journaliste een politiek schandaal op het spoor, inclusief moorden, bouwovertredingen, afpersing en de inmenging van de CIA.

Elaine haar expeditie in het amazonewoud gebeurt met één hypocriete en één verliefde collega, met een malafide bootkapitein, drugsmokkelaars en kannibalenstammen in het woud, magie en vreemde dranken.

Moéma weet echt niet wat doen met zichzelf, en laat zich dan maar gaan door haar gevoelens, de lusten van haar jonge lichaam voor mannen en vrouwen, het verlangen naar paradijselijke eenvoud en de roes van bedwelming en diepgewortelde heidense rituelen.

Blas de Roblès geeft ons elk verhaal mondjesmaat, met alle verhalen die parallel aan elkaar lopen, in stukken en brokken, hoofdstuk na hoofdstuk, waardoor het héééél moeilijk is om het boek neer te leggen.

Het is geen grote literatuur, in de zin dat Blas de Roblès eigenlijk niet met letterkunde op zich bezig is. Hij is niet geïnteresseerd in stijl, die echt rechttoe-rechtaan als een Alexandre Dumas, hij is niet geïnteresseerd in literaire stromingen, of zijn plaats daarin, hij is wel geïnteresseerd in de samenleving en de plaats van de mens hierin. Het gaat over bedrog, over vernietiging van mensen en dingen en waarden, over de hopeloosheid van het leven, over onschuld en menselijke kleine kanten, over grote schuld en misdadigers, over de oneerlijkheid van de samenleving.

Dat alles geeft hem een ongelooflijke authenticiteit en eerlijkheid. Hij slaagt erin door zijn vertelenthousiasme om een hele wereld in het leven te roepen, en dat is op zich al een prestatie. Een roman om duimen en vingers van af te likken. Heerlijk voor een moment dat je veel tijd hebt.



César Aira - De Schimmen (Meulenhoff, 2013) *


Op de cover staat "Verslavend" als een citaat van Roberto Bolaño. Als de meester dit zegt, had ik geen keuze en moest ik dit kopen en lezen. César Aira is Argentijn, en "De Schimmen" verscheen oorspronkelijk in 1990, en is nu vertaald naar het Nederlands.

Het verhaal gaat over bouwwerf waar de nieuwe inwoners hun plannen zien realiseren, en de conciërge woont er al met zijn gezin. In het gebouw dwalen ook schimmen rond. Zij kunnen de mensen waarnemen, maar het omgekeerde kan niet, tenzij door het dochtertje van de conciërge.

Er gebeurt eigenlijk niets, en verder is er ook niets bijzonders aan deze roman. Een verspilling van geld en tijd.


Johanna Skibsrud - The Sentimentalists (Windmill, 2009) ***


Dat ik enkele maanden na het lezen van deze roman me zelf niet meer kon herinneren waar het over ging, zegt misschien meer over mijn geheugen dan over het boek, maar toch.

De ik-figuur is een jonge vrouw wiens leven aan splinters slaat op het moment dat haar vader niet langer alleen kan wonen. Zij en haar zus verhuizen hem van zijn trailerpark in de US naar Toronto in Canada, bij een vriend aan de rand van een kunstmatig meer, waaronder het vroegere dorp verzonken ligt.

Het hele verhaal is een zoektocht naar antwoorden uit de familie, graven in de geheugens van de mensen die ze kent, om met zichzelf in het reine te komen, met haar ouders, om te weten wat de vader meemaakte in Vietnam, de oorlog die hem bleef achtervolgen en waar hij niets over kwijt wou.

Als thema ook niet echt nieuw, maar Skibsrud schrijft goed, elegant, creatief, prachtig opgebouwd en gestructureerd.

Pedro Páramo - Juan Rulfo (Grove Press, 1955) ****


In de moderne Mexicaanse, of zeg maar Latijns-Amerikaanse literatuur is Juan Rulfo een mijlpaal. Dit werkje, "Pedro Páramo", verscheen in 1955, en het brengt het bevreemdende verhaal van een man die terugkeert naar Comala, zijn geboortedorp op zoek naar zijn vader, de Pedro uit de titel. Hij komt in een wereld terecht die de realiteit overstijgt zonder anders te zijn, een soort limbo tussen deze werkelijkheid en het rijk der geesten. Hij komt er mensen tegen die zijn verhaal kennen en dat van zijn vader, van wie de gedachte alleen nog altijd bij iedereen angst inboezemt.

De mensen fluisteren, vertellen hun dromen, maar ook de kleine dingen des levens, en niets is wat het lijkt te zijn.

"Some villages have the smell of misfortune. You know them after on whiff of stagnant air, stale and thin like everything old. This is one of those villages, Susana". 

De doden en de levenden delen hun verhalen.

"Was that you talking, Dorothea?
Who, me? I was asleep for a while. Are you still afraid?
I heard someone talking. A woman's voice. I thought it was you. 
A woman's voice? You thought it was me? It must be that woman who talks to herself. The one in the large tomb. Doña Susanita. She's buried close to us. The damp must have got to her, and she's moving around in her sleep. 
Who is she? 
Pedro Páramo's last wife. Some say she was crazy. Some say not. The truth is she talked to herself even when she was alive". 

Wie al die mensen zijn blijft ook een mysterie. Alles en iedereen blijft ongrijpbaar. Rulfo's stijl is elliptisch en alles wordt gesuggereerd, opgeroepen, maar prachtig verwoord en beschreven, zo magisch als de tussenwereld van Comala.




Anton Chekhov - A Russian Affair (Penguin, 2003) ***


Een dun boekje uit de reeks "Great Loves" van Penguin. Het bevat vijf kortverhalen van Anton Chekhov, Russisch arts en auteur die begin vorige eeuw overleed.

De verhalen gaan over liefde, over onmogelijke liefdes. Ze zijn niet slecht op zich, maar ook niet echt boeiend. Vanuit ons ver perspectief in de tijd mist het dynamiek, spankracht en een pakkende stijl. Literatuur is fel verbeterd in de vorige eeuw. Mochten zijn kortverhalen vandaag als manuscript worden ingediend, vrees ik dat ze het echt moeilijk zouden hebben om een uitgever te vinden.

Dat gezegd zijnde, is het ook een goede zaak dat Penguin ze opnieuw uitgeeft. De kans op een ontdekking.

Mario Vargas Llosa - Captain Pantoja And The Special Service (Faber & Faber, 1987) ****


Nog enkele romans te gaan voor ik Mario Vargas Llosa's oeuvre achter de ogen heb. "Captain Pantoja and the Secret Service" is een sterke aanrader. Het is een grotesk verhaal over de gedienstige en plichtsgetrouwe kapitein Pantoja die erin slaagt met militaire organisatie en precisie een legerbordeel op te richten in het Amazonegebied.

Het initiatief komt van de legertop zelf, na veelvuldige klachten dat de soldaten die maanden gelegerd zijn in de uithoeken van het land, ver van hun eigen liefjes en echtgenotes, de lokale vrouwen verkrachten, of op zijn minst lastigvallen. Om de reputatie van het leger veilig te stellen, komt de legertop tot het geniale idee om een bordeel op te richten, maar dan onofficieel natuurlijk. Kapitein Pantoja moet nu als burger door het leven, maar slaagt er binnen de kortste keren in om vrouwen te recruteren, soldatenbehoeften te analyseren, en een grandioos "dispatching"-systeem op te zetten zodat de capaciteit aan prostitués optimaal wordt aangewend.

Wanneer de andere militairen hier lucht van krijgen en ook hun recht opeisen om bediend te worden, valt het hele systeem in duigen in een fantastisch hypocriet spel van leugen, ontkenning, het ontlopen van verantwoordelijkheden en ondergeschikten met de vinger wijzen.

Zoals je van Vargas Llosa kan verwachten is ook deze roman een virtuose symphonie van verschillende stijlen, vertelperspectieven, inclusief de militaire verslaggeving over de gebeurtenissen alsook de kommentaren van de legertop bij de gebeurtenissen vanuit een door sigarenrook bezwangerd hoofdkwartier.

Om alles nog complexer te maken, loopt er ook nog een fanatieke broeder Francisco rond, die het volk van het amazonegebied tot een alternatief geloof brengt, vol van magie, devotie en het kruisigen van dieren - en uiteindelijk zelfs mensen - om tot verlossing te komen.

De rasverteller, satiricus, politicus en literair grootmeester op zijn best.

Colm Tóibín - Brooklyn (Scribner, 2010) ****½


Ik had recent Colm Tóibín al geroemd om zijn "The Testament Of Mary", een poëtische en fijnzinnige beschrijving van Maria na de kruisiging van Christus. "Brooklyn" brengt ons haar het begin van vorige eeuw, bij een Ierse familie bij wie de jongste dochter de kans krijgt om als verkoopster in de New York te gaan werken. Wat ze ook doet.

Op zich is dit wereldschokkend als plot, en er zijn zeker tientallen romans die deze grote oversteek beschrijven, inclusief vanuit het perspectief van de jongeling die familie en elk ander houvast moet achterlaten, maar wat Tóibín ervan maakt is wel absoluut uitzonderlijk. Ten eerste is alles en iedereen in het verhaal doodnormaal, er gebeurt niets schokkends, de personages zijn niet slecht en niet dom of niet uitzonderlijk, integendeel, ze zijn tegemoetkomend en vriendelijk, elk vanuit hun perspectief natuurlijk.

En toch is de beschrijving van de beleving van het hoofdpersonage, Eilis, iets unieks. Tóibín heeft een talent om gevoelens eenvoudig tot leven te brengen, met de kleine twijfels en de kleine zelfoverwinningen die daar bij horen. Tóibín houdt van elk van de personages die hij beschrijft. Bovendien is zijn vertelstijl precies en zijn verteltempo briljant, net snel genoeg om vooruit te gaan en traag genoeg om elke scène tot leven te brengen.

De hele roman is intimistisch en kleinmenselijk, maar het gaat voorbij het burgerlijke, naar de diepte van het menszijn en het leven.

Een verademing in het geweld van elke dag.

Peter Handke - Nacht Op De Rivier (Wereldbibliotheek, 2013)


Van welke schrijvers moet ik echt nog iets lezen? Op mijn lijstje stond Peter Handke, Duits schrijver met een bibliografie en een palmares om "u" tegen te zeggen. Toen ik dan onlangs bij Fnac deze recente vertaling van "Nacht Op De Rivier" zag liggen, oorspronkelijk uit 2008, aarzelde ik niet.

Mijn ontgoocheling is echter groot. Akkoord, Handke experimenteert met de setting van zijn verhaal, en met de bewuste keuze om geen enkel personage bij naam te vermelden, wat uiteraard een grotere afstand creëert, maar deze kunstgreep zou nog kunnen. Nee, zijn schrijfstijl is zo verschrikkelijk pedant en irritant, zo opschepperig en pretentieus, zo betweterig en arrogant dat verder lezen bijna fysiek onmogelijk werd. Ik heb mezelf tot voorbij de symbolische honderd bladzijden gesleept, maar dan heb ik afgehaakt.

In deze roman vindt de schrijver zichzelf vele malen interessanter dan zijn personages, en dat werkt dus niet. Ook al is de schrijver het hoofdpersonage. Een gevoelsmatig oneerlijk boek.

A. C. Grayling - The God Argument (Bloomsbury, 2013)


In dezelfde trant als Dawkins, Dennett, Harris, Hitchens, Stenger en anderen krijgen we nu een atheïstisch of eerder een humanistisch manifest, maar dan vanuit een zuiver filosofisch perspectief. Grayling is professor filosofie in Londen en ook auteur van The Good Book, een soort alternatieve bijbel zonder godheid.

Hier belicht hij de eindeloze logische contradicties in het godsdienstig denken, met god als de ultieme verklaarder voor zaken die door de wetenschap nog niet verklaard zijn, en met een werkterrein dat alsmaar kleiner wordt. In het eerste deel van het boek gaat hij in op de zogenaamde argumenten voor het bestaan van god, zoals die door de grote theologen uit de geschiedenis naar voor worden gebracht, om ze dan haarfijn uit elkaar te halen.

Hij brengt ook een ethisch argument naar voor, namelijk dat humanisten meer zin voor ethiek en moreel gedrag hebben omdat zijn uitgaan vanuit een intrinsiek oordeel over de te nemen keuzen. Bij godsdiensten is die keuze voorgekauwd en extern aan het gebeuren. De keuze wordt bepaald door de hoop op beloning - de hemel - of door de vrees voor straf - de hel. Niet echt ethisch, inderdaad. Als god zegt : dood, of als god zegt : verkracht, dan moet de volgzame gelovige dit doen, zoals we jammer genoeg voldoende hebben meegemaakt in de geschiedenis en ook nu, vandaag nog.

Het tweede deel van het boek is een pleidooi voor humanisme en Grayling beschrijft zijn visie hierop. Op zich best goed onderbouwd en geargumenteerd, maar toch iets saaier om lezen dan het godsdienst-bashen van het eerste deel.

Yoram Kaniuk - Adam Resurrected (Atlantic Books, 1971) **


Aangeprezen als een meesterwerk van de moderne Israëlische literatuur, waren mijn verwachtingen waarschijnlijk te hoog. Kaniuk creëert een moderne nachtmerrie verteld vanuit het perspectief van een geestesgestoorde in een instelling ergens in de Israëlische woestijn bij de Dode Zee. Het verhaal leest ook als een nachtmerrie, als een leven in absolute onzekerheid van identiteit en zonder enige vastheid in de omgeving, en als er dan houvast is, dan blijkt die erg wankel en onzeker.

De hoofdfiguur, Adam Stein, wordt ook verafgood door de andere patiënten, en hij is ook intelligent genoeg om bevriend te zijn met de hoofdpsychiater, of is dit alles slechts verbeelding?

En inderdaad, de lijnen tussen realiteit en verbeelding, tussen droom en nachtmerrie en waanzin zijn compleet vervaagd, tussen liefde en misprijzen en misbruik.

Kaniuk kan dan misschien vernieuwend zijn in de uitdrukking van de waanzin, maar het is harde lektuur, vooral dan omdat Kaniuks fantasie (of is het die van Stein?) echt elke richting uitkan, als een eindeloze stroom woorden en beelden die zinloos en futiel zijn. Het recept werkt bij het begin, maar na verloop van tijd wordt het allemaal zo saai als koude pap, omdat alles zich eindeloos blijft herhalen, zonder enige spankracht, en uiteraard is geen enkel personage aantrekkelijk of zelfs inleefbaar, waardoor je als lezer van op afstand zit toe te kijken, zonder dat je pakt.

Philippe Claudel - Jean-Bark (Stock, 2013) ***


Claudel geeft een lange afscheidsrede bij het overlijden van zijn uitgever, Jean-Marc Robert, die als koosnaampje "Jean-Bark" had, een woordspeling op "j'embarque". Een mooie hommage van het soort dat iedereen zich zou kunnen wensen. Claudel schrijft fijn, vol droefnis en tegelijk geestig, terugkijkend op de goede momenten en op de moeilijke momenten waarop vriendschap echt telt.

S. C. Gwynne - Empire Of The Summer Moon (Simon & Shuster, 2010)


Omdat Philip Meyer in "The Son" een beeld geeft van de Comanches dat tegelijk tolerant is en ontzettend wreed, heb ik dit boek gekocht om een en ander beter te kunnen duiden. S. C. Gwynne vertelt over de geschiedenis van de Comanches voor zover er bronnenmateriaal over te vinden is. Het boek is opgebouwd rond de figuren van Cynthia Ann Parker die op jonge leeftijd door de Comanches wordt ontvoerd en daar ook opgroeit en daar ook wil blijven, tot groot ongeloof van haar familie die haar na jaren terugvindt, en van haar zoon Quanah Parker, een intelligent strateeg en uiteindelijk leider van de Comanches bij hun finale overgave.

Het verhaal bevestigt wat Meyer in zijn roman verwerkt. De Comanches waren een echt paardenvolk, de enige overigens die al rijdend vochten, en die effectief hangend aan de zijkant van hun paard hun pijlen afschoten, met onwaarschijnlijke snelheid en precisie. Op de tijd dat een blanke zijn geweer opnieuw kon laden - uiteraard voor het repeteergeweer uitgevonden werd - kon een Comanche zestien pijlen afschieten. Het uithoudingsvermogen van hun mustangs en van de ruiters was indrukwekkend en de afstanden die ze konden afleggen per dag evenzeer. De comanches maakten raids in Mexico, waar ze dorpen aanvielen, buit maakten, paarden stalen en terugkeerden enkele honderden mijl naar het noorden, in de eindeloze steppes van de Llano Estacado, een plek waar iedereen buiten de Comanches zelf onherroepelijk in verloren liep. Gwynne maakt er echter geen heldenverhaal van. Ze waren inderdaad wreed, en het uitmoorden van andere stammen, het folteren van gevangenen voor het plezier van het folteren worden in het boek in geuren en kleuren beschreven, net zoals de obligate verkrachtingen van vrouwen die niet tot hun stam behoorden.

Tegelijk is het tragisch. De stam had een oppervlakte zo groot als Frankrijk, waar ze als nomadenvolk de bizons volgden op hun trektochten doorheen de seizoenen, ruwweg van Texas, New Mexico tot Colorado en Kansas.

Dan kwamen de "settlers", religieuze fanatici vaak die in gods opdracht naar het westen trokken, en die er ook vanuit gingen dat slachtoffers in hun eigen gezin (vermoord, verkracht, ontvoerd) de tol was die ze moesten betalen om hun missie te voltrekken, en zo was het ook in het gezin Parker. Eerst de vernietiging van de bizonpopulatie, dan de nieuwe ziekten die ravages aanrichtten en vervolgens de stelselmatige vernietiging van de indianen zelf leidde tot het vandaag gekende droeve resultaat. Van absolute vrijheid en het leven van de natuur en eindeloze horizons verbannen worden naar reservaten waar geen onafhankelijk bestaan mogelijk is.

Verhelderend en sterk gedocumenteerd.

Philip Meyer - The Son (Ecco, 2013) *****


Meyers "American Rust" was een revelatie, en met "The Son" gaat hij op dezelfde weg verder. De verschillende personages vertellen het gebeuren vanuit hun eigen perspectief, en zoals bij "American Rust" zijn die personages echt van vlees en bloed, met hun kwaliteiten en gebreken, overtuigingen en angsten. Ook nu is de roman perfect uitgebalanceerd, zowel op het vlak van de structuur, als in de verhouding tussen handeling en beschouwing.

Het verhaal draait om vijf generaties van een Amerikaans gezin uit Dallas, waarvan het oudste hoofdpersonage, Eli, door de Comanches werd ontvoerd op jonge leeftijd en daar opgroeide. De tweede verteller is Jeanne Anne McCullough, de kleindochter van Eli en erfgename van een olie-imperium van de vroegere veehouders. Het derde vertelperspectief is dat van Peter McCullough, de zoon van Eli, wiens dagboek een afrekening inhoudt met zijn vader en met de barbaarse afslachting van hun Mexicaanse buren.

Ondanks het verschil tussen de drie hoofdpersonages, zijn ze alle drie onderhevig aan dezelfde evoluties van onmacht naar macht en terug naar machteloosheid, van deel uitmaken van een groep en er toch ook een buitenbeentje in zijn, van onmetelijke eenzaamheid en droefheid.

Meyer schrijft als de beste, met een elegante stijl en met een verbluffende authenticiteit en diepgang. Het is onmogelijk om je niet in te leven in de verschillende personages, hoezeer ze elkaar ook haten of misprijzen.

Voor wie mocht twijfelen : dit is geen indianenverhaal, maar wel de geschiedenis van de Verenigde Staten van de voorbije twee eeuwen, in al zijn glorie en schijnheiligheid, zijn wijdse landschappen en diepe oliebronnen, van meedogenloze wreedheid en menselijke affectie. Meyer toont ons alle ethische en menselijke morele dilemma's maar kiest geen kant. Zijn focus is op de mens die keuzes moet maken, willens nillens, en niet altijd uitkomt waar hij of zij verwacht uit te komen.

Uiteindelijk blijft enkel de vraag over waarom elke generatie zo vol egoïsme en destructieve gevoelens blijft.

"We dynamited the tipis and shot the Indians down as they ran. A magnificent brave, his only weapon a patch knife, charged singing his death chant. A blind man fired a musket and his daughter ran forward, knowing the gun was empty; she swung it toward us and we shot her down as well. It was the last of a nation, squaws and cripples and old men, our guns so hot they fired of their own will, our squarecloths wrapped the fore-grips and still every hand was branded. When the people were finished we killed every dog and horse. I took the chief's bladder for a tobacco pouch; it was tanned and embroidered with beads. In his shield, stuffed between the layers, was Gibbon's Decline and Fall of the Roman Empire".

Een absolute aanrader!



Sunday, May 26, 2013

Don DeLillo - The Angel Esmeralda (Scribner, 2013) ****


"The Angel Esmeralda" is een bundel met negen kortverhalen die DeLillo schreef in de laatste dertig jaar, en waarom sommige ervan nu pas worden gepubliceerd is me een raadsel. DeLillo is een briljant stilist, een verteller van het gewone, van de drijfveren van mensen, en dit in de context van het wereldgebeuren.

In "Creation" worden twee mensen in elkaars armen gedwongen door het bureaucratisch gestuntel van een lokale luchtvaartmaatschappij in de Caraïben. In "The Runner" wordt een jongetje gekidnapt in een park, maar het geheel wordt verteld en geïnterpreteerd vanuit het perspectief van een jogger. "The Angel Esmeralda" brengt het verhaal van nonnen die jonge krakers en drugsverslaafden proberen te ondersteunen, en uit die gore context ontstaat het plotse bijgeloof in de verschijning van een engel. In "Baader-Meinhof" komen twee museumbezoekers met elkaar in contact tijdens een tentoonstelling van schilderijen van de dode leden van de RAF. In "Hammer & Sickle" krijgen we een beeld van superfraudeurs in hun gevangenis, de witteboordcriminelen die mee de economische recessie van 2008 veroorzaakten door eigenbelang voor maatschappelijk belang te stellen.

Vanuit de enge perspectieven van zijn personages creëert hij telkens een scherpe atmosfeer vol innerlijke strijd, verlangens, geknakte verwachtingen en ambiguïteit.

Knap geschreven.

Jonathan Littell - Les Bienveillantes (Folio, 2006) *****


"Les Bienveillantes" is een turf van 1400 bladzijden dicht gedrukte zinnen op dun bijbelpapier, de monumentale debuutroman van de Frans-Amerikaanse schrijver Jonathan Littell die hem meteen op het voorplan bracht van de hedendaagse literatuur.

Zijn onderwerp is de tweede wereldoorlog gezien en beschreven door de ogen van een SS-officier, en dit tot in het kleinste detail van zijn zielenroerselen, relaties en handelingen. Deze officier, Max Aue, vertelt het verhaal vanuit zijn veilige huidige job van vandaag, een kleine industrieel in Noord-Frankrijk, maar die tegelijk achtervolgd wordt - maar voor sommige zaken ook zonder gewetenswroeging - door zijn verleden als massamoordenaar en door zijn familiale context, een persoonlijke Griekse tragedie met alle Freudiaanse seksuele ziekelijke trekken die erbij horen.

Aue maakt als SS-officier deel uit van de tweede linie die na de opmars van de Wehrmacht in het oosten, de veroverde gebieden moet helpen organiseren en zuiveren. Als jurist moet hij toezien op de goede organisatie en documentatie van deze activiteiten. We trekken samen met hem naar Oekraïne, dan naar Stalingrad.

Gewond keert hij terug in Berlijn, van waaruit hij vervolgens mee moet instaan voor het aan de gang houden van de Duitse oorlogsindustrie, en moet tussenkomen in de belangenstrijd tussen de verantwoordelijken van de uitroeiingskampen en de verantwoordelijken voor de productie.

De beschreven gruwel is des te gruwelijker door de bureaucratische afstandelijkheid waarmee Aue en zijn collega's hun taak vervullen. De berekening van het aantal joden in de massagraven en hoe ze best worden neergeschoten om dit snel en efficiënt te kunnen doen, de berekening van de voedingswaarde die de joden in industriële productie-eenheden dagelijks mochten eten, de interne discussies hierover onder de verschillende afdelingen van de Duitse macht, zijn absoluut weerzinwekkend door de koude afstandelijkheid tegenover het onderwerp van gesprek.

Net zoals zijn hoofdpersonage, is Littell ook de grote documenteerder en archivaris van het gebeuren : hij beschrijft alle gebeurtenissen die elkaar vrij snel opvolgen tot in het kleinste relevante detail, met een verbluffende grondigheid en diepgang die paradoxaal genoeg het ritme alleen maar opvoeren. Van de honderden personages wordt telkens de afdeling, de graad en hun activiteit vermeld, en al die verschillende karakters hebben niet alleen tegenstrijdige interne politieke belangen, maar ook persoonlijke sympathieën en verbonden en vijandschappen en dit alles tegen een achtergrond van historische feiten en wetenswaardigheden die het verhaal bijna vierdimensonaal maken.

En geen van deze personages zijn echte stereotypen, een valkuil die Littell schitterend vermeden heeft, niet alleen voor de hoofdpersonages maar zeker ook voor alle nevenkarakters, die allen aannemelijk zijn, menselijk, met hun grote en kleine kanten, met overtuigingen en twijfels. Dat Littell het aangedurfd heeft om het politiek weinig correcte perspectief van de "slechte Duitser" genomen te hebben, en de horror van de holocaust juist door de menselijkheid van Aue, ver voorbij elke stereotypering brengt, strekt hem nog meer tot eer, want het blijft alles bij elkaar een ongelooflijke evenwichtsoefening boven een gapende morele afgrond.

Het resultaat is echter verbluffend.

Net zoals Pynchon's "Gravity's Rainbow" en Roberto Bolaño's "2666" is deze roman excessief en verpletterend en genereus in zijn compromisloos opbouwen van een hele wereld, een heel universum dat alle aandacht opslorpt en dat voor de lezer ook onontkoombaar wordt. Er is als lezer geen ontsnappen aan, eenmaal je eraan begint.

Verplichte lektuur.




Tommy Wieringa - Dit Zijn De Namen (De Bezige Bij, 2013) ***


Ik had me voorgenomen om geen Nederlandse literatuur meer te lezen, tenzij van Jeroen Brouwers dan, maar om toch open te blijven staan voor mogelijke meesterwerken. Het hoerageroep rond Tommy Wieringa's "Dit Zijn De Namen", samen met het lovende juryrapport voor de Libris literatuurprijs, de publieksprijs voor de Gouden Uil, en de unaniem lovende kritieken in de pers deden me dan toch zwichten. En dan denk je, eindelijk iets uit eigen contreien dat de bleke middelmaat zal overstijgen, maar de realiteit is altijd lichtjes ontnuchterend. Lichtjes, want Wieringa's roman is niet slecht. 

Er zijn twee verhaallijnen die elkaar doorkruisen : een groepje vluchtelingen emigreert naar het "beloofde" land, en in hun doorkruisen van Oost-Europese steppes gaan ze van de ene ontbering naar de andere, en in de andere verhaallijn ontmoeten we een politie-inspecteur, Pontus Beg die zijn joodse roots ontdekt en een nieuwe identiteit zoekt in dat geloof. Uiteraard belanden de vluchtelingen uiteindelijk in het stadje waar Beg actief is en komen beide verhalen samen.

De thematiek en de structuur van het boek zijn sterk, zoals ook de beschrijving van de ontbering bij de vluchtelingen. Waar het een beetje mangelt is in de vanzelfsprekendheid waarmee dit alles gebeurt, de echte diepe gevoelens van de personages worden nergens echt uitgewerkt en uitgediept, of zeker niet sterk genoeg om echt mee te voelen met de personages, om onder hun huid te kruipen en echt mee te leven. Beg wordt jood alsof het een rationele keuze is die niets met geloof te maken heeft, de vluchtelingen creëren door de omstandigheden een vorm van bijgeloof of misschien zelfs een nieuw geloof, maar ook dit is eerder schetsmatig beschreven, alsof geen van de betrokkenen zich hier ook maar vragen bij stelt. 

Ook het personage van Beg is vreemd, hij heeft Confucius en Lao Tze gelezen, maar is even gewelddadig als corrupt, hij stelt zich vragen bij het leven maar aarzelt niet om zonder morele waarden te leven, of toch? De vrouwen zijn ook alle stereotiep afgebeeld : de hoer, de moeder, de vrouw ... Wieringa blijft steken in concepten, en slaagt er onvoldoende in om zijn personages persoonlijkheid te geven, om hen interessant of intrigerend te maken. 

Er wordt heel wat fysieke pijn geleden, maar de psychologie van de personages blijft oppervlakkig, alsof ze zelf niet worstelen met interne verscheurdheid of psychische pijn lijden. 

En voor een boek dat "het geloof" als thema heeft, is de benadering ook zeer oppervlakkig en eendimensionaal. Ook de schrijfstijl is vlak en beschrijvend, zonder karakter of "stem". Het eindresultaat is een middelmatige roman, die enkel een schouderophalende "tja" oproept, niet goed en niet slecht, en waar ging al die heisa eigenlijk over? 



Adam Johnson - The Orphan Master's Son (Black Swan, 2013) ***½


De roman speelt zich af in Noord-Korea, de communistisch fascistische dictatuur, met strafkampen waar niet enkel daders, maar ook de familie van daders de hongerdood sterven, waar stervenden leeg worden gebloed om plasma te hebben voor levenden, waar de leven honger leiden en elk minimaal comfort moeten missen, waar de hoofdstad enkel toegankelijk is voor wie een pasje bezit, waar luidsprekers verscheidene malen per dag uitschreeuwen wat de mensen moeten weten over hun goddelijke leider, over de nieuwe machinaties van de Verenigde Staten om hun paradijs omver te werpen, waar vrouwen aan mannen worden gekoppeld omdat de staat het zo beslist, waar apparatsjiks met hoge rang zelf hun vrouw mogen kiezen uit een aanbod van schoonheden, waar apparatsjiks dagelijks met de daver op het lijf door het leven gaan uit vrees voor een diepe val in ongenade, waar alle menselijkheid uit de samenleving geperst is, waar elk leefbaarheid verdwenen is, en waar de schijn wordt hoog gehouden dat dit de ideale maatschappij is.

In die samenleving baant Pak Jun Do zich een weg, als wees, als scheepsmaat, als nachtelijke kung fu geheim operator, als spion, als vervangingsechtgenoot van een in ongenade gevallen bons, als getrouwe van de Grote Leider zelve, die in de laatste hoodstukken zelf een prominente rol in het verhaal speelt.

Het verhaal is goed geschreven, bloedstollend van de wreedheid en meedogenloosheid, boeiend, met wisselende vertelperspectieven, inclusief hoofdstukken waarin de stem van het regime door de luidsprekers blaat en als een soort Grieks koor commentaar geeft bij de verhaallijn.

Maar tegelijk is het verhaal net iets té Hollywood-achtig, iets té Amerikaans, met een individu dat niet alleen van alle markten thuis is en de vreselijkste situaties overleeft, maar bovendien nog het regime verslaat - niets structureels echter, enkel persoonlijk - om voor zijn eigen waarden te kunnen opkomen, en zichzelf ook opoffert voor die waarden.

Het eindresultaat is dus gemengd - een mengeling van absolute horror en kolder, maar ik vrees zonder dat de auteur die kolder zo bedoeld heeft. En toch is dit boek meer dan het lezen waard.

Saturday, May 25, 2013

Ross MacDonald - The Underground Man (Penguin Modern Classics, 1971) **


Een tussendoortje. Politieroman. Begint goed, en wordt dan een ongelooflijke wirwar van relaties tussen alle personages die blijkbaar allemaal andere relaties hebben gehad in het verleden dan ze vandaag met elkaar hadden. Rap uitgelezen. In de categorie van politieromans in de middelmaat, denk ik.

Roberto Bolaño - The Insufferable Gaucho (New Directions, 2010) ****


Het is een beetje droevig. Dit was de enige proza-publicatie van Bolaño die nog ontbrak op mijn lijstje. Nu heb ik al zijn romans gelezen. Het droevige is dat er geen meer komen.

Maar "The Insufferable Gaucho" is het lezen waard, hoewel niet essentieel. Het titelverhaal gaat over een rijke advocaat die na een economische recessie naar het platteland gaat om te leven op zijn boerderij, en waar hij al evenmin past als in Buenos Aires. "Police Rat" wordte een politieverhaal gebracht vanuit het perspectief van een rat die politie-inspecteur is in de riolen, en waar een aantal bizarre moorden op ratten moeten worden opgelost.

Maar het grootste genot zijn Bolaño's essays op het eind van het boek : "Literature + Illness = Illness", of hoe schrijven de ziekte niet oplost, er geen zak aan verandert.

Aangrijpende tekstjes, zelfrelativerend en geestig, maar vooral aangrijpend.

"Needless to say, the consultation had not been reassuring, at all; the news my doctor had for me was unequivocally bad. I felt - I don't know - not exactly dizzy, which would have been understandable after all, but more as if everyone else had been stricken with dizziness, while I was the only one keeping reasonably calm and standing up straight, more or less. I had the impression that they were crawling on all fours, while I was upright or seated with my legs crossed, which to all intents and purposes is as good as standing or waling or maintaining a vertical position. I wouldn't, however, go so far as to say that I felt well, because it's one thing to remain upright while everyone else is on their hands and knees, and another thing entirely to watch, with a feeling I shall, for want of a better word, call tenderness or curiosity or morbid curiosity, while those around you are suddenly reduced, one and all, to crawling".

Of wat verder :

"When people are about to die, all they want to do is fuck. People in jails and hospitals, all they want to do is fuck. The helpless, the impotent, the castrated, all they want to do is fuck. The seriously injured, the suicidal, the impenitent disciples of Heidegger. Even Wittgenstein, the greatest philosopher of the twentieth century, all he wanted to do was fuck. Even the dead, I read somewhere, all they want to do is fuck. Sad to say and hard to admit, but that's the way it is".

Het concept van essay werd duidelijk geherdefinieerd door Bolaño tot een emotionele uitbarsting van woede en tederheid.

Zijn reflecties op Mallarmé en Baudelaire alleen zijn de aanschaf van dit boekje al waard.

Of nog deze over Kafka :

"Illness And Kafka

Elias Canetti, in his book on the twentieth century's greatest writer, says that Kafka understood that the dice had been rolled and that nothing could come between him and writing the day he spat blood for the first time. What do I mean when I say that nothing could come between him and his writing? To be honest, I don't really know. I guess I mean that Kafka understood that travel, sex, and books are paths that lead nowhere except to the loss of the self, and yet they must be followed and the self must be lost, in order to find it again, or to find something, whatever it may be - a book, an expression, a misplaced object - in order to find anything at all, a method, perhaps, and, with a bit of luck, the new, which has been there all along".

Om het cynisch te zeggen : Bolaño's leverziekte heeft hem ertoe aangezet om als een bezetene romans te beginnen schrijven, om zijn kinderen Lautaro en Alexandra iets te kunnen nalaten, niet de woorden van zijn poëzie, maar wel de centen van nog te verschijnen romans. Als iemand kan schrijven over de macht van ziekte, over ziekte en schrijven, dan is hij het wel.

En alles wat hij heeft geschreven, is het lezen meer dan waard, zegt een onvoorwaardelijke fan.