Monday, December 27, 2010

Stefan Themerson - The Mystery Of The Sardine (Faber & Faber, 1986) ***½

Een al wat oudere roman, maar me sterk aangeraden (dank, Walter!), en terecht. Themerson schrijft met ongelooflijke precisie en gevoel voor ritme, op een zeer toegankelijke en vlotte manier. Het verhaal is echter minder duidelijk en rechtlijnig.

Een hond die dienst doet als terroristische boodschapper ontploft, en doodt hierbij een jongeman en rukt de benen af van een professor. Het onderzoek naar de gebeurtenis en zijn mogelijke daders, wordt met de nodige klinische en onderzoekende afstandelijkheid behandeld, zowel door de politie als door de schrijver.
Geen van beiden maakt ons echter veel wijzer, en het mysterie van de sardine blijft eigenlijk een groot mysterie. Alle personages blijken wel met elkaar een zekere verwantschap te hebben (familiebanden, liefdesrelaties, intellectuele, professionele, geografische, ...), maar geen van hen is echt de protagonist te noemen. De eerste protagonist, een schrijver, gaat bijvoorbeeld al zeer snel dood. Het verhaal evolueert op dezelfde manier, zonder duidelijke richting.

De toegankelijke schrijfstijl en de gemakkelijk te begrijpen handelingen staan in schril contrast met de enige vragen die tellen, namelijk "wat gebeurt hier eigenlijk?" of "hoe staan al die zaken met elkaar in verband?"

Maar misschien is het zelf al irrelevant om die vraag te stellen.

[Lady Cooper speaking] “. . . What is the purpose of piling up and up all those isolated irrelevancies, all those unconnected facts and people near or far if you can’t link them together, hiddenly or not.”
“But I can,” he [the Minister of Imponderabilia] said.
“No,” she said.
“Yes,” he said.
“You really mean that all those various things can be linked with something? Something definite?”
“Yes.”
“Well, what is it? What is this mysterious something?”
“It isn’t a ’something,’ it’s ’somebody.’”
“A person?”
“Yes.”
“Can you tell me who?”
“I can.”
“Well, who?”
“You,” he said.

De personages komen ook terug in de andere romans van Themerson : General Piesc, Princess Zuppa, Cardinal Pölätüo, Joseph Kszak, the Minister Of Imponderabilia. Anderen komen enkel in deze roman voor, maar zijn niet minder kleurrijk : Miss Prentice, the palmist; Captain Casanova-Bridgewater, Don José Mariá López, a Spanish priest, Mrs Massgrave, ... and the Mad Hatter.

Logica, filosofie, kunst, psychologie, paranormale en abnormale gebeurtenissen doorkruisen elkaar zonder enige hiërarchie, oorzaak of consequentie, of het moet zijn dat ik iets heb gemist. In elk geval, het mysterie blijft bestaan, en dat is waarschijnlijk maar goed ook. Prettige literatuur. Zonder pretensie, anders, lichtvoetig.

Intussen verfilmd door Erik Van Zuylen in 2005.

Michel Houellebecq - La Carte Et Le Territoire (Flammarion, 2010) ****

Dit is zonder enige twijfel Houellebecqs beste roman tot nu toe, één waarin hij wat afstand heeft kunnen doen van zijn seksuele fantasmen, een iets volwassener boek dus.

Het verhaal vertelt het leven van een Franse kunstenaar, Jed Martin, eerst fotograaf, dan schilder, die in het leven staat zonder dat echt veel richting te geven uit eigen beweging. Hij ondergaat de relatie met zijn vader, die depressief is geworden, ontgoocheld door een rijk leven als architect, hij ontmoet de schrijver Michel Houellebecq, die in het begin slechts zijdelings, maar gaandeweg een meer prominente rol gaat spelen.

Het verhaal zelf is flinterdun, evoluerend naar een "whodunnit" na de barbaarse moord op de schrijver, maar dat is bijzaak. De kracht van het boek ligt in Houellebecqs bijna ondraaglijke bescrhrijving van de leegte van het bestaan. Zinloosheid, zelfs in de kunst, is één van de voornaamste aspecten van het leven. Ondanks die neerslachtigheid zijn alle personages relatief positief : Jed wordt beroemd en rijk, hij heeft relaties met de interessantste en mooiste vrouwen, zijn vader was een gevierd architect, en hun relatie verbetert, Houellebecq wil de tekst voor zijn catalogus schrijven, ... maar ondanks al die vreugde blijft er toch weinig substantie over.

Net zoals in zijn vorige romans, is Houellebecq gefascineerd door de economie van zijn land, en vooral de toeristische aspecten ervan. Waar het eerder al de Club Med was, staat nu de Guide Michelin centraal, met de kunstenaar die foto's maakt van de kaarten van Michelin als zijn eerste commercieel succes. Dit verklaart de titel : de mensen zijn geïnteresseerd in de artistieke vormgeving van een abstractie van de echte realiteit, met Ferdinand de Saussure die impliciet om de hoek komt kijken met zijn signifié en signifiant.

Het enthousiasme van de personages voor de alledaagse dingen is anders ook typisch Houellebecq, of het nu gaat om de kwaliteit van een koffiemachine, een auto of Apple, hij is positief gestemd.

Maar dat alles staat in schril contrast tot de absolute zwaarmoedigheid waarmee het geheel is geschreven. Een lukraak gekozen tekstje illustreert dit goed - zelfs een begrafenis kan tot enthousiasme aanleiding geven, met tegelijk een wat cynische commentaar naar de vrouwen (en impliciet ook naar het manvolk).

"Probablement briefés par le prêtre, les fossoyeurs les avaient attendus pour commencer à pelleter. Devant la tombe, l'enthousiasme de Jasselin pour les enterrements s'accrut encore, au point qu'il prit la décision ferme et définitive de se faire enterrer lui-même, et d'appeler son notaire dès le lendemain pour que cela soit explicitement précisé dans son testament. Les premières pelletées de terre tombèrent sur le cercueil. Une femme isolée, d'une trentaine d'années, jeta une rose blanche – c'est quand même bien, les femmes, se dit-il, elles pensent à des choses dont aucun homme n'aurait eu l'idée. Dans une incinération il y a toujours les bruits de machinerie, les brûleurs à gaz qui font un vacarme épouvantable, alors que là le silence était presque parfait, uniquement troublé par le bruit rassurant des pelletées de terre qui s'écrasaient sur le bois, s'égrenant doucement à la surface du cercueil. Au centre du cimetière, la rumeur de la circulation était presque imperceptible. À mesure que la terre emplissait l'excavation, le bruit devint plus étouffé, plus mat ; puis on posa la dalle."

Hij is cynisch, geestig, ongenadig voor het journaille, vol lof voor kleine dingen, maatschappijkritisch (tegen het establishment maar tegen hen die tegen het establishment zijn), maar vooral tegen aanstellers, de kunstwereld en kunstcritici.

Geen meesterwerk (geen Prix Goncourt waard), maar zeker het lezen waard.

David Mitchell - The Thousand Autumns Of Jacob De Zoet (Scepter 2010), ****


Het nadeel van te lang te wachten met het schrijven van een recensie is dat je de passages niet meer terugvindt die je wilde gebruiken als illustratie van een schrijfstijl, als pars pro toto voor de rest van het verhaal.
In elk geval is dit een leuk boek, maar één dat zoals de vorige romans van David Mitchell lijdt aan hetzelfde euvel : teveel willen doen.

De man kan schrijven, zonder enige twijfel. Hij maakt het zichzelf dan nog iets moeilijker door in het Engels van de achttiende eeuw te schrijven, wat bombastisch, maar vaak ook geestig overkomt.

Het verhaal is dat van de Nederlander Jacob de Zoet, klerk van de Oost-Indische Compagnie in Dejima, de enige vrijhaven in het gesloten Japan, waar enkel de Nederlanders een concessie hebben voor alle handel. Jacob moet er de boeken op orde brengen en mogelijke misbruiken aan het licht brengen. Al snel komt hij gesjoemel op het spoor, met valse boekhouding, maar ook met dubieuze transacties met enkele Japanse hoogwaardigheidsbekleders. De jaren opsluiting op het kleine eilandje, en het daaraan verbonden gebrek aan controle, eist uiteraard ook zijn tol op de andere vlakken van de moraal.

Naast een ongelooflijke sterke schrijfstijl, is het boek ook goed gedocumenteerd in de gewoonten en het gedachtengoed van die tijd, niet enkel van de Nederlanders, maar ook van de Japanners.

Wat het boek iets minder sterk maakt, is de stijlbreuk tussen het burleske dat het eerste en laatste deel van het boek typeert, en het onwaarschijnlijk tragische verhaal in het tweede deel, dat zich voornamelijk op het Japanse vasteland afspeelt.

Mocht Mitchell zich hebben beperkt tot het tweede deel, dat ik iedereen kan aanraden, en het jongensachtige van de twee andere delen achterwege hebben gelaten, dan had hij een absoluut meesterwerk kunnen schrijven. Nu zit dat ergens verborgen in een overvloed aan zijsporen en stylistische ballast.