Monday, September 23, 2013

Herta Müller - The Hunger Angel (Picador, 2012) ****


De Duitstalige Roemeense schrijfster Herta Müller is een stilistisch genie. Dat ze de Nobel Prijs voor literatuur kreeg is meer dan terecht. Ook in "The Hunger Angel" slaagt ze erin om de bijna onverzoenlijke tegenpolen van horror en poëtische kracht met elkaar te vermengen.

De roman beschrijft het wedervaren van een Roemeens jongetje uit de Duitse gebieden in het land die naar Rusland is gevoerd na de tweede wereldoorlog om de berokkende schade te helpen herstellen. In feite zitten ze in een werkkamp dat meer wegheeft van een strafkamp dan dat er reëel zinvolle activiteiten plaatsvinden.

Zoals de titel het aangeeft, is honger een constante in het kamp, de maatstaf van alle activiteiten, gedachten en relaties.

Verwacht geen verhaal, wel beschrijvingen van situaties, geen sitcom, maar sitdram, de horror van mensen die solidair willen zijn, maar het door omstandigheden, uit lafheid, uit overlevingsdrang, uit honger, niet durven, niet kunnen.

Geen gemakkelijke lektuur, maar hard en schrijnend.

"I realized many were missing. But unless they'd collapsed right in front of me I didn't consider them dead. And I took care not to ask where they might be. Still, when the evidence is staring you in the face, when you know so many who have died, fear becomes a powerful thing, even overpowering after a while - and therefore remarkably similar to indifference. This is what allows you to act fast when you're the first to discover a dead person. You have to undress him quickly, before the body gets too stiff to bend, and before somebody else makes off with his clothes. You have to take his saved bread out of his pillowcase before someone else beats you to it. Clearing away the dead person's things is our way of mourning. When the stretcher arrives in the barrack, there should be nothing to haul away but a body".




Erich Maria Remarque - All Quiet On The Western Front (Vintage Classics, 1999) ****½


Een van de meesterwerken van de literatuur, die ik nu eindelijk heb gelezen, en het is een roman die zijn reputatie alle eer aandoet.

De roman brengt het relaas van een Duits soldaat in de Vlaamse polders tijdens de Eerste Wereldoorlog. Of eerder van hemzelf en zijn divisie. Het boek is niet alleen een aanklacht tegen de verschrikkingen van de oorlog en het leed dat aan jongens wordt aangedaan die zelfs niet weten wat ze daar doen, het is tegelijk ook literair een van de eerste echt moderne romans.

De stijl van Remarque is direct en elliptisch. Hij beschrijft enkel scènes, geen context. Hij is direct in de actie en vertelt wat er gebeurt met zijn vrienden Tjaden en Müller zonder dat we eigenlijk achtergrond of beschrijving krijgen, hij vertelt over loopgrachten en beschietingen en ratten en doden zonder verdere kommentaar. Het is zo. Die realiteit hoeft geen verdere uitleg. Hij schrijft ook in de tegenwoordige tijd. Het effect hiervan op de lezer is krachtig. Je hoort erbij. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Er zijn ook seksuele escapades tussen, en culinaire ... maar die andere aspecten maken het zinloos vergooien van jonge levens alleen maar scherper.

Het boek is ook een scherpe aanklacht tegen de oorlog en de verwoesting van jonge levens. Ook wie niet stierf, ging getekend door het leven. Het boek is dan ook "een poging om een verslag te brengen van een generatie die verwoest werd door de oorlog". Ondanks het feit dat Remarque, die zelf gewond geraakte door Brits geschut in de Grote Oorlog, geen politiek standpunt inneemt, was ook zijn beschrijving als anti-patriottisch beschouwd, iets wat we ons vandaag moeilijk kunnen voorstellen.

Zijn roman werd dan ook verboden door de nazi's.

Een absolute must.


Sunday, September 22, 2013

W.G Sebald - Austerlitz (Penguin, 2002) *****


Toegegeven, soms mis je pas uitgekomen romans. Ze worden de hemel ingeprezen, en je weet van niets, alsof je op een andere planeet woont. Dit is er zo een.

Ik had van Sebald al "The Emigrants" gelezen, maar Austerlitz is zoveel fijner. Sebald is de documentalist van het leven. De man die kleine dingen en details belangrijk vindt en die ook vastlegt, in zijn boeken, en in de vele foto's die hij zoals gebruikelijk in zijn romans plaatst om zaken te verduidelijken, om de authenticiteit van het vertelde kracht bij te zetten.

In "Austerlitz" laat de ik-verteller, die amper terzake doet, tenzij als verslaggever, Austerlitz zijn verhaal doen, die van een joodse jongen die in 1939 naar Groot-Brittannië verplaatst wordt om in een pleeggezin terecht te komen dat alles doet om zijn verleden uit te wissen. Nu, in dit verhaal, gaat Austerlitz graven in wat er plaatsvond.

Sebald schrijft dit alles in een ruk door, zonder paragrafen, zonder hoofdstukken, alsof hij het allemaal snel en uit het geheugen rapporteert. En Austerlitz vertelt zijn eigen zoektocht alsof hij een fotografisch geheugen had, waarin opnieuw elk detail wordt weergegeven, inclusief de woordelijke herhaling van herinneringen die anderen hem vertellen. Ondanks het steeds dieper graven in herinneringen en details, blijft Sebalds stijl licht, enthousiast en met een ondertoon van hoogdringendheid. Het moet verteld worden, en nu meteen, anders riskeert alles vergeten te worden. Sommige zinnen zijn gigantisch lang en complex, één zelfs zeven bladzijden lang, omdat er blijkbaar geen tijd is om het neer te pennen en interpuncties zijn dan ook absoluut tijdverlies.

Een voorbeeld, wanneer Jacques Austerlitz in Praag zijn oude buurvrouw en "nanny" Vera terugvindt, inclusief hun vroegere flat die behouden gebleven was, inclusief alle inhoud.

"The furniture she had inherited in May 1933 together with great-aunt's flat, the display cabinet with a masked Meisen china Pulcinello on the left and his beloved Columbine on the right, the glass-fronted bookcase with the fifty-five small volumes of the Comédie Humaine bound in carmine red, the writing desk, the long ottoman, the camel-hair rug lying folded on one end of it, the blue tinged aquatint of the Bohemian mountains - throughout my entire life, which was now unravelling headlong before me, all this had stayed in the same place because as Vera told me, Austerlitz said, once she had lost me and my mother, who was almost a sister to her, she could not bear to alter anything".

De roman is fenomenaal in zijn diepe menselijkheid en authenticiteit, maar tegelijk ook absoluut vernieuwend en aangrijpend.

W. G. Sebald overleed na de publicatie van de roman.


Jean-Marie Blas de Roblès - Là Où Les Tigres Sont Chez Eux (J'ai Lu, 2008) ****½


Verbazingwekkend. Een absolute krachttoer voor een debuutroman. Een turf van bijna 900 bladzijden waar Blas de Roblès tien jaar aan heeft gewerkt, en het verbaast niks als je de roman leest.

Het is tegelijk een avonturenroman als een filosofische als maatschappelijk bewogen roman als een brok geschiedenis. Het vertelt het verhaal van een journalist, Eléazard von Wogau, die in Alcántara, Brazilië het plan opvat om onderzoek te doen naar het leven van Athanasius Kircher, een zeventiende eeuwse jezuïet, en zowat specialist in alles, gaande van aardrijkskunde over astronomie tot taalkunde en geneeskunde, en er de uiteindelijke biografie van zal schrijven, aan de hand van een manuscript van zijn leerling Caspar Schott.

Von Wogau is verzeild in een scheidingsproces, en Elaine, zijn echtgenote, een anthropologe, is ook in Brazilië op zoek naar een plek waar mogelijks de oudste fossielen ter wereld zijn gevonden, diep in het amazonewoud.

Hun dochter Moéma, die in een andere stad, Fortaleza, zou moeten studeren, is op drift geraakt.

Blas de Roblès is een ongelooflijk verteller, met een zeer realistische maar weinig expressieve stijl, maar wel één die de vaart in het verhaal houdt. De gebeurtenissen, dat is waar het om draait, en het ontbreekt niet aan actie. We krijgen de reisverhalen van de jezuïet, die mondjesmaat ontrafeld wordt. Eléazard is zelf ook verwikkeld in amoureus seksuele relaties, komt samen met een Italiaanse journaliste een politiek schandaal op het spoor, inclusief moorden, bouwovertredingen, afpersing en de inmenging van de CIA.

Elaine haar expeditie in het amazonewoud gebeurt met één hypocriete en één verliefde collega, met een malafide bootkapitein, drugsmokkelaars en kannibalenstammen in het woud, magie en vreemde dranken.

Moéma weet echt niet wat doen met zichzelf, en laat zich dan maar gaan door haar gevoelens, de lusten van haar jonge lichaam voor mannen en vrouwen, het verlangen naar paradijselijke eenvoud en de roes van bedwelming en diepgewortelde heidense rituelen.

Blas de Roblès geeft ons elk verhaal mondjesmaat, met alle verhalen die parallel aan elkaar lopen, in stukken en brokken, hoofdstuk na hoofdstuk, waardoor het héééél moeilijk is om het boek neer te leggen.

Het is geen grote literatuur, in de zin dat Blas de Roblès eigenlijk niet met letterkunde op zich bezig is. Hij is niet geïnteresseerd in stijl, die echt rechttoe-rechtaan als een Alexandre Dumas, hij is niet geïnteresseerd in literaire stromingen, of zijn plaats daarin, hij is wel geïnteresseerd in de samenleving en de plaats van de mens hierin. Het gaat over bedrog, over vernietiging van mensen en dingen en waarden, over de hopeloosheid van het leven, over onschuld en menselijke kleine kanten, over grote schuld en misdadigers, over de oneerlijkheid van de samenleving.

Dat alles geeft hem een ongelooflijke authenticiteit en eerlijkheid. Hij slaagt erin door zijn vertelenthousiasme om een hele wereld in het leven te roepen, en dat is op zich al een prestatie. Een roman om duimen en vingers van af te likken. Heerlijk voor een moment dat je veel tijd hebt.



César Aira - De Schimmen (Meulenhoff, 2013) *


Op de cover staat "Verslavend" als een citaat van Roberto Bolaño. Als de meester dit zegt, had ik geen keuze en moest ik dit kopen en lezen. César Aira is Argentijn, en "De Schimmen" verscheen oorspronkelijk in 1990, en is nu vertaald naar het Nederlands.

Het verhaal gaat over bouwwerf waar de nieuwe inwoners hun plannen zien realiseren, en de conciërge woont er al met zijn gezin. In het gebouw dwalen ook schimmen rond. Zij kunnen de mensen waarnemen, maar het omgekeerde kan niet, tenzij door het dochtertje van de conciërge.

Er gebeurt eigenlijk niets, en verder is er ook niets bijzonders aan deze roman. Een verspilling van geld en tijd.


Johanna Skibsrud - The Sentimentalists (Windmill, 2009) ***


Dat ik enkele maanden na het lezen van deze roman me zelf niet meer kon herinneren waar het over ging, zegt misschien meer over mijn geheugen dan over het boek, maar toch.

De ik-figuur is een jonge vrouw wiens leven aan splinters slaat op het moment dat haar vader niet langer alleen kan wonen. Zij en haar zus verhuizen hem van zijn trailerpark in de US naar Toronto in Canada, bij een vriend aan de rand van een kunstmatig meer, waaronder het vroegere dorp verzonken ligt.

Het hele verhaal is een zoektocht naar antwoorden uit de familie, graven in de geheugens van de mensen die ze kent, om met zichzelf in het reine te komen, met haar ouders, om te weten wat de vader meemaakte in Vietnam, de oorlog die hem bleef achtervolgen en waar hij niets over kwijt wou.

Als thema ook niet echt nieuw, maar Skibsrud schrijft goed, elegant, creatief, prachtig opgebouwd en gestructureerd.

Pedro Páramo - Juan Rulfo (Grove Press, 1955) ****


In de moderne Mexicaanse, of zeg maar Latijns-Amerikaanse literatuur is Juan Rulfo een mijlpaal. Dit werkje, "Pedro Páramo", verscheen in 1955, en het brengt het bevreemdende verhaal van een man die terugkeert naar Comala, zijn geboortedorp op zoek naar zijn vader, de Pedro uit de titel. Hij komt in een wereld terecht die de realiteit overstijgt zonder anders te zijn, een soort limbo tussen deze werkelijkheid en het rijk der geesten. Hij komt er mensen tegen die zijn verhaal kennen en dat van zijn vader, van wie de gedachte alleen nog altijd bij iedereen angst inboezemt.

De mensen fluisteren, vertellen hun dromen, maar ook de kleine dingen des levens, en niets is wat het lijkt te zijn.

"Some villages have the smell of misfortune. You know them after on whiff of stagnant air, stale and thin like everything old. This is one of those villages, Susana". 

De doden en de levenden delen hun verhalen.

"Was that you talking, Dorothea?
Who, me? I was asleep for a while. Are you still afraid?
I heard someone talking. A woman's voice. I thought it was you. 
A woman's voice? You thought it was me? It must be that woman who talks to herself. The one in the large tomb. Doña Susanita. She's buried close to us. The damp must have got to her, and she's moving around in her sleep. 
Who is she? 
Pedro Páramo's last wife. Some say she was crazy. Some say not. The truth is she talked to herself even when she was alive". 

Wie al die mensen zijn blijft ook een mysterie. Alles en iedereen blijft ongrijpbaar. Rulfo's stijl is elliptisch en alles wordt gesuggereerd, opgeroepen, maar prachtig verwoord en beschreven, zo magisch als de tussenwereld van Comala.




Anton Chekhov - A Russian Affair (Penguin, 2003) ***


Een dun boekje uit de reeks "Great Loves" van Penguin. Het bevat vijf kortverhalen van Anton Chekhov, Russisch arts en auteur die begin vorige eeuw overleed.

De verhalen gaan over liefde, over onmogelijke liefdes. Ze zijn niet slecht op zich, maar ook niet echt boeiend. Vanuit ons ver perspectief in de tijd mist het dynamiek, spankracht en een pakkende stijl. Literatuur is fel verbeterd in de vorige eeuw. Mochten zijn kortverhalen vandaag als manuscript worden ingediend, vrees ik dat ze het echt moeilijk zouden hebben om een uitgever te vinden.

Dat gezegd zijnde, is het ook een goede zaak dat Penguin ze opnieuw uitgeeft. De kans op een ontdekking.

Mario Vargas Llosa - Captain Pantoja And The Special Service (Faber & Faber, 1987) ****


Nog enkele romans te gaan voor ik Mario Vargas Llosa's oeuvre achter de ogen heb. "Captain Pantoja and the Secret Service" is een sterke aanrader. Het is een grotesk verhaal over de gedienstige en plichtsgetrouwe kapitein Pantoja die erin slaagt met militaire organisatie en precisie een legerbordeel op te richten in het Amazonegebied.

Het initiatief komt van de legertop zelf, na veelvuldige klachten dat de soldaten die maanden gelegerd zijn in de uithoeken van het land, ver van hun eigen liefjes en echtgenotes, de lokale vrouwen verkrachten, of op zijn minst lastigvallen. Om de reputatie van het leger veilig te stellen, komt de legertop tot het geniale idee om een bordeel op te richten, maar dan onofficieel natuurlijk. Kapitein Pantoja moet nu als burger door het leven, maar slaagt er binnen de kortste keren in om vrouwen te recruteren, soldatenbehoeften te analyseren, en een grandioos "dispatching"-systeem op te zetten zodat de capaciteit aan prostitués optimaal wordt aangewend.

Wanneer de andere militairen hier lucht van krijgen en ook hun recht opeisen om bediend te worden, valt het hele systeem in duigen in een fantastisch hypocriet spel van leugen, ontkenning, het ontlopen van verantwoordelijkheden en ondergeschikten met de vinger wijzen.

Zoals je van Vargas Llosa kan verwachten is ook deze roman een virtuose symphonie van verschillende stijlen, vertelperspectieven, inclusief de militaire verslaggeving over de gebeurtenissen alsook de kommentaren van de legertop bij de gebeurtenissen vanuit een door sigarenrook bezwangerd hoofdkwartier.

Om alles nog complexer te maken, loopt er ook nog een fanatieke broeder Francisco rond, die het volk van het amazonegebied tot een alternatief geloof brengt, vol van magie, devotie en het kruisigen van dieren - en uiteindelijk zelfs mensen - om tot verlossing te komen.

De rasverteller, satiricus, politicus en literair grootmeester op zijn best.

Colm Tóibín - Brooklyn (Scribner, 2010) ****½


Ik had recent Colm Tóibín al geroemd om zijn "The Testament Of Mary", een poëtische en fijnzinnige beschrijving van Maria na de kruisiging van Christus. "Brooklyn" brengt ons haar het begin van vorige eeuw, bij een Ierse familie bij wie de jongste dochter de kans krijgt om als verkoopster in de New York te gaan werken. Wat ze ook doet.

Op zich is dit wereldschokkend als plot, en er zijn zeker tientallen romans die deze grote oversteek beschrijven, inclusief vanuit het perspectief van de jongeling die familie en elk ander houvast moet achterlaten, maar wat Tóibín ervan maakt is wel absoluut uitzonderlijk. Ten eerste is alles en iedereen in het verhaal doodnormaal, er gebeurt niets schokkends, de personages zijn niet slecht en niet dom of niet uitzonderlijk, integendeel, ze zijn tegemoetkomend en vriendelijk, elk vanuit hun perspectief natuurlijk.

En toch is de beschrijving van de beleving van het hoofdpersonage, Eilis, iets unieks. Tóibín heeft een talent om gevoelens eenvoudig tot leven te brengen, met de kleine twijfels en de kleine zelfoverwinningen die daar bij horen. Tóibín houdt van elk van de personages die hij beschrijft. Bovendien is zijn vertelstijl precies en zijn verteltempo briljant, net snel genoeg om vooruit te gaan en traag genoeg om elke scène tot leven te brengen.

De hele roman is intimistisch en kleinmenselijk, maar het gaat voorbij het burgerlijke, naar de diepte van het menszijn en het leven.

Een verademing in het geweld van elke dag.

Peter Handke - Nacht Op De Rivier (Wereldbibliotheek, 2013)


Van welke schrijvers moet ik echt nog iets lezen? Op mijn lijstje stond Peter Handke, Duits schrijver met een bibliografie en een palmares om "u" tegen te zeggen. Toen ik dan onlangs bij Fnac deze recente vertaling van "Nacht Op De Rivier" zag liggen, oorspronkelijk uit 2008, aarzelde ik niet.

Mijn ontgoocheling is echter groot. Akkoord, Handke experimenteert met de setting van zijn verhaal, en met de bewuste keuze om geen enkel personage bij naam te vermelden, wat uiteraard een grotere afstand creëert, maar deze kunstgreep zou nog kunnen. Nee, zijn schrijfstijl is zo verschrikkelijk pedant en irritant, zo opschepperig en pretentieus, zo betweterig en arrogant dat verder lezen bijna fysiek onmogelijk werd. Ik heb mezelf tot voorbij de symbolische honderd bladzijden gesleept, maar dan heb ik afgehaakt.

In deze roman vindt de schrijver zichzelf vele malen interessanter dan zijn personages, en dat werkt dus niet. Ook al is de schrijver het hoofdpersonage. Een gevoelsmatig oneerlijk boek.

A. C. Grayling - The God Argument (Bloomsbury, 2013)


In dezelfde trant als Dawkins, Dennett, Harris, Hitchens, Stenger en anderen krijgen we nu een atheïstisch of eerder een humanistisch manifest, maar dan vanuit een zuiver filosofisch perspectief. Grayling is professor filosofie in Londen en ook auteur van The Good Book, een soort alternatieve bijbel zonder godheid.

Hier belicht hij de eindeloze logische contradicties in het godsdienstig denken, met god als de ultieme verklaarder voor zaken die door de wetenschap nog niet verklaard zijn, en met een werkterrein dat alsmaar kleiner wordt. In het eerste deel van het boek gaat hij in op de zogenaamde argumenten voor het bestaan van god, zoals die door de grote theologen uit de geschiedenis naar voor worden gebracht, om ze dan haarfijn uit elkaar te halen.

Hij brengt ook een ethisch argument naar voor, namelijk dat humanisten meer zin voor ethiek en moreel gedrag hebben omdat zijn uitgaan vanuit een intrinsiek oordeel over de te nemen keuzen. Bij godsdiensten is die keuze voorgekauwd en extern aan het gebeuren. De keuze wordt bepaald door de hoop op beloning - de hemel - of door de vrees voor straf - de hel. Niet echt ethisch, inderdaad. Als god zegt : dood, of als god zegt : verkracht, dan moet de volgzame gelovige dit doen, zoals we jammer genoeg voldoende hebben meegemaakt in de geschiedenis en ook nu, vandaag nog.

Het tweede deel van het boek is een pleidooi voor humanisme en Grayling beschrijft zijn visie hierop. Op zich best goed onderbouwd en geargumenteerd, maar toch iets saaier om lezen dan het godsdienst-bashen van het eerste deel.

Yoram Kaniuk - Adam Resurrected (Atlantic Books, 1971) **


Aangeprezen als een meesterwerk van de moderne Israëlische literatuur, waren mijn verwachtingen waarschijnlijk te hoog. Kaniuk creëert een moderne nachtmerrie verteld vanuit het perspectief van een geestesgestoorde in een instelling ergens in de Israëlische woestijn bij de Dode Zee. Het verhaal leest ook als een nachtmerrie, als een leven in absolute onzekerheid van identiteit en zonder enige vastheid in de omgeving, en als er dan houvast is, dan blijkt die erg wankel en onzeker.

De hoofdfiguur, Adam Stein, wordt ook verafgood door de andere patiënten, en hij is ook intelligent genoeg om bevriend te zijn met de hoofdpsychiater, of is dit alles slechts verbeelding?

En inderdaad, de lijnen tussen realiteit en verbeelding, tussen droom en nachtmerrie en waanzin zijn compleet vervaagd, tussen liefde en misprijzen en misbruik.

Kaniuk kan dan misschien vernieuwend zijn in de uitdrukking van de waanzin, maar het is harde lektuur, vooral dan omdat Kaniuks fantasie (of is het die van Stein?) echt elke richting uitkan, als een eindeloze stroom woorden en beelden die zinloos en futiel zijn. Het recept werkt bij het begin, maar na verloop van tijd wordt het allemaal zo saai als koude pap, omdat alles zich eindeloos blijft herhalen, zonder enige spankracht, en uiteraard is geen enkel personage aantrekkelijk of zelfs inleefbaar, waardoor je als lezer van op afstand zit toe te kijken, zonder dat je pakt.

Philippe Claudel - Jean-Bark (Stock, 2013) ***


Claudel geeft een lange afscheidsrede bij het overlijden van zijn uitgever, Jean-Marc Robert, die als koosnaampje "Jean-Bark" had, een woordspeling op "j'embarque". Een mooie hommage van het soort dat iedereen zich zou kunnen wensen. Claudel schrijft fijn, vol droefnis en tegelijk geestig, terugkijkend op de goede momenten en op de moeilijke momenten waarop vriendschap echt telt.

S. C. Gwynne - Empire Of The Summer Moon (Simon & Shuster, 2010)


Omdat Philip Meyer in "The Son" een beeld geeft van de Comanches dat tegelijk tolerant is en ontzettend wreed, heb ik dit boek gekocht om een en ander beter te kunnen duiden. S. C. Gwynne vertelt over de geschiedenis van de Comanches voor zover er bronnenmateriaal over te vinden is. Het boek is opgebouwd rond de figuren van Cynthia Ann Parker die op jonge leeftijd door de Comanches wordt ontvoerd en daar ook opgroeit en daar ook wil blijven, tot groot ongeloof van haar familie die haar na jaren terugvindt, en van haar zoon Quanah Parker, een intelligent strateeg en uiteindelijk leider van de Comanches bij hun finale overgave.

Het verhaal bevestigt wat Meyer in zijn roman verwerkt. De Comanches waren een echt paardenvolk, de enige overigens die al rijdend vochten, en die effectief hangend aan de zijkant van hun paard hun pijlen afschoten, met onwaarschijnlijke snelheid en precisie. Op de tijd dat een blanke zijn geweer opnieuw kon laden - uiteraard voor het repeteergeweer uitgevonden werd - kon een Comanche zestien pijlen afschieten. Het uithoudingsvermogen van hun mustangs en van de ruiters was indrukwekkend en de afstanden die ze konden afleggen per dag evenzeer. De comanches maakten raids in Mexico, waar ze dorpen aanvielen, buit maakten, paarden stalen en terugkeerden enkele honderden mijl naar het noorden, in de eindeloze steppes van de Llano Estacado, een plek waar iedereen buiten de Comanches zelf onherroepelijk in verloren liep. Gwynne maakt er echter geen heldenverhaal van. Ze waren inderdaad wreed, en het uitmoorden van andere stammen, het folteren van gevangenen voor het plezier van het folteren worden in het boek in geuren en kleuren beschreven, net zoals de obligate verkrachtingen van vrouwen die niet tot hun stam behoorden.

Tegelijk is het tragisch. De stam had een oppervlakte zo groot als Frankrijk, waar ze als nomadenvolk de bizons volgden op hun trektochten doorheen de seizoenen, ruwweg van Texas, New Mexico tot Colorado en Kansas.

Dan kwamen de "settlers", religieuze fanatici vaak die in gods opdracht naar het westen trokken, en die er ook vanuit gingen dat slachtoffers in hun eigen gezin (vermoord, verkracht, ontvoerd) de tol was die ze moesten betalen om hun missie te voltrekken, en zo was het ook in het gezin Parker. Eerst de vernietiging van de bizonpopulatie, dan de nieuwe ziekten die ravages aanrichtten en vervolgens de stelselmatige vernietiging van de indianen zelf leidde tot het vandaag gekende droeve resultaat. Van absolute vrijheid en het leven van de natuur en eindeloze horizons verbannen worden naar reservaten waar geen onafhankelijk bestaan mogelijk is.

Verhelderend en sterk gedocumenteerd.

Philip Meyer - The Son (Ecco, 2013) *****


Meyers "American Rust" was een revelatie, en met "The Son" gaat hij op dezelfde weg verder. De verschillende personages vertellen het gebeuren vanuit hun eigen perspectief, en zoals bij "American Rust" zijn die personages echt van vlees en bloed, met hun kwaliteiten en gebreken, overtuigingen en angsten. Ook nu is de roman perfect uitgebalanceerd, zowel op het vlak van de structuur, als in de verhouding tussen handeling en beschouwing.

Het verhaal draait om vijf generaties van een Amerikaans gezin uit Dallas, waarvan het oudste hoofdpersonage, Eli, door de Comanches werd ontvoerd op jonge leeftijd en daar opgroeide. De tweede verteller is Jeanne Anne McCullough, de kleindochter van Eli en erfgename van een olie-imperium van de vroegere veehouders. Het derde vertelperspectief is dat van Peter McCullough, de zoon van Eli, wiens dagboek een afrekening inhoudt met zijn vader en met de barbaarse afslachting van hun Mexicaanse buren.

Ondanks het verschil tussen de drie hoofdpersonages, zijn ze alle drie onderhevig aan dezelfde evoluties van onmacht naar macht en terug naar machteloosheid, van deel uitmaken van een groep en er toch ook een buitenbeentje in zijn, van onmetelijke eenzaamheid en droefheid.

Meyer schrijft als de beste, met een elegante stijl en met een verbluffende authenticiteit en diepgang. Het is onmogelijk om je niet in te leven in de verschillende personages, hoezeer ze elkaar ook haten of misprijzen.

Voor wie mocht twijfelen : dit is geen indianenverhaal, maar wel de geschiedenis van de Verenigde Staten van de voorbije twee eeuwen, in al zijn glorie en schijnheiligheid, zijn wijdse landschappen en diepe oliebronnen, van meedogenloze wreedheid en menselijke affectie. Meyer toont ons alle ethische en menselijke morele dilemma's maar kiest geen kant. Zijn focus is op de mens die keuzes moet maken, willens nillens, en niet altijd uitkomt waar hij of zij verwacht uit te komen.

Uiteindelijk blijft enkel de vraag over waarom elke generatie zo vol egoïsme en destructieve gevoelens blijft.

"We dynamited the tipis and shot the Indians down as they ran. A magnificent brave, his only weapon a patch knife, charged singing his death chant. A blind man fired a musket and his daughter ran forward, knowing the gun was empty; she swung it toward us and we shot her down as well. It was the last of a nation, squaws and cripples and old men, our guns so hot they fired of their own will, our squarecloths wrapped the fore-grips and still every hand was branded. When the people were finished we killed every dog and horse. I took the chief's bladder for a tobacco pouch; it was tanned and embroidered with beads. In his shield, stuffed between the layers, was Gibbon's Decline and Fall of the Roman Empire".

Een absolute aanrader!