In de inleiding legt Murakami uit hoe hij zijn eigen stijl ontwikkelde, namelijk door eerst in het Japans te beginnen, schrijvend met potlood, maar dan maar een schrijfmachine bovenhaalde met ons lettertype, en zijn roman dan maar in het Engels schreef, met beperkte woordenschat en beperkte ervaring met de taal. Als een gevolg daarvan waren de zinnen per definitie kort en eenvoudig. Hij vond dit wel iets hebben en is bij deze aanpak gebleven, ook als hij later in het Japans schreef.
Merkwaardig genoeg zijn beide verhalen al echte Murakami verhalen, de 'stem' van de schrijver, die hem zo eigen is, zijn toon en stijl zijn al van het prille begin aanwezig, alsook zijn beschrijving van alledaagse gebeurtenissen waaronder ergens een duister mysterie huist, één dat zowel psychologisch als existentieel kan zijn. In beide verhalen krijgen normale gebeurtenissen daardoor magische aspecten die er misschien evengoed niet zijn. Je weet het niet altijd bij Murakami. Maar dat maakt juist het plezier ervan uit. Je voelt aan dat er iets is, maar je krijgt er geen greep op, geen rationele verklaring.
Niet zijn beste werk, maar voor de fans van de auteur toch sterk aan te raden.
No comments:
Post a Comment