Een roman over ping-pong? Dat moet kunnen. Zeker als de kleine Oliver Walzer van kindsbeen af een natuurlijk talent blijkt te hebben voor de sport, en die als ontsnappingsroute ziet uit de kleinburgerlijke joodse wereld in het Manchester van de jaren '50. Met een vader als marktkramer, een bezorgde moeder, enkele vrijgezellen tantes, en een heleboel kleurrijke figuren, oplichters, racisten, agenten, tegenstanders en helden, de ene al slimmer dan de ander, worstelt de kleine Oliver zich door zijn bestaan heen.
Jacobson heeft een ongelooflijk eerlijke en plezierige schrijfstijl, die de ervaringen van het jongetje en zijn volwassen worden perfect beschrijft, inclusief zijn angsten en seksuele fantasieën. De hier en daar gebruikte jiddische woordenschat geeft wat couleur locale.
Een sympathieke roman, maar niet meer dan dat. Grappig, goed geschreven, dat wel.