Zonder enige twijfel is dit de roman waar ik het meest naar uitkeek in het afgelopen jaar. Maar misschien was de hoop te hoog gestemd, en is de ontgoocheling daarom iets groter.
In deze turf van meer dan 900 bladzijden, worden de twee hoofdpersonages opgeslokt in een soort parallelle wereld "1Q84" die gelijkloopt met 1984, een rechtstreekse verwijzing naar Orwells klassieker. Waar bij Orwell de geschiedenis wordt herschreven, zo wordt hier ook duchtig herschreven, maar dan op een manier die de realiteit zelf beïnvloedt. Murakami wil geen maatschappijkritisch boek afleveren, hoewel zijn afkeer voor sekten en religieus fanatisme wel duidelijk aan bod komen.
De ene hoofdfiguur, Tengo, is een leraar wiskunde en schrijver, die betrokken wordt in een complot om "Air Chrysalis", de novelle van zeventienjarige te herschrijven in de hoop dat ze de prijs voor de beste debuutroman in de wacht kan slepen. Alleen wordt hij hierdoor meegesleurd in een bizar verhaal met vreemde krachten, "little people" die onze realiteit zijn binnengedrongen, magische afsplitsingen van persoonlijkheden, een dubbele maan, en een geheimzinnige sekte.
De hoofdfiguur zelf is erin gesleurd tegen wil en dank. "And Tengo felt as he had lost all interest in those people. Nor was it just them: he seemed to have lost interest in anything at all. He didn't care about the sales of Air Chrysalis or what its author, Fuka-Eri, might be doing now, or what was happening with Komatsu's scheme or whether Professor Ebisuno's coolly conceived plan was progressing well, or how close the media had come to sniffing out the truth, or what kind of moves Sakigage might be making. If the boat they were all riding in was plunging over the falls upside down, there was nothing to do but fall with it. Tengo could struggle all he wanted to at this point, and it would do nothing to change the flow of the river".
De andere hoofdfiguur, Aomame, is een sportinstructeur-fysiotherapeute, die als kind de sekte van haar ouders is ontvlucht en die als een soort wraakengel vrouwenmishandelaars achternazit, in opdracht van een rijke weduwe. Als Tengo in het verhaal zelf geen grote rol speelt als drijver van de actie, dan is Aomame dat wel. Tengo ondergaat - tenzij als schrijver - Aomame stuwt voort.
In elk hoofdstuk staat één van beiden alternerend centraal, en hun parallelle verhaallijnen worden gaandeweg meer en meer verweven.
Het verhaal zelf is typisch Murakami, verteld vanuit de eenvoudige en herkenbare levens van normale mensen die plots in een magische wereld terechtkomen. Alleen heeft hij voor deze roman drie keer meer woorden nodig om zijn verhaal te vertellen, met lange, soms geestige beschrijvingen, met secundaire verhaallijnen en uitweidingen die weinig ter zake doen. Net zoals in zijn andere romans combineert hij stilistische lichtvoetigheid met de donkere kanten van de mens en de realiteit, en gebruikt hij zijn fantasie en magische elementen om de realiteit een ander perspectief te geven. Maar het is allemaal te veel : de fantasie, de verwijzingen naar de grote literaire werken (Chekhov, Dostojevski, Shakespeare, Proust, ...), moderne en klassieke muziek, enz. Hij overspeelt zijn hand. Hij schrijft zichzelf een beetje vast.
En zijn beschrijvingen zijn vaak heerlijk absurd, of ze geven een donkere kant aan een normale werkelijkheid. Enkele voorbeelden.
Na een vreselijke kater : "That was the most she could get herself to do - stare at the ceiling. Not that the ceiling had anything of interest about it. But she couldn't complain. Ceilings weren't put in rooms to amuse people".
Tijdens een eerste gesprek van Tengo met Fuka-Eri's voogd "Beyond the window, some kind of small, black thing shot across the sky. A bird, possibly. Or it might have been someone's soul being blown to the far side of the world".
Over een telefoongesprek : "No sounds of any kind came from the other end when the man stopped talking. He seemed to be phoning from an incredibly quiet place. Either that or the emotion inside him was acting like a vacuum, absorbing all sound waves in the vicinity".
Kortom, als Murakami iets economischer was omgesprongen met zijn woorden, dan had het resultaat even goed kunnen zijn als "A Wind-Up Bird Chronicle" of "A Wild Sheep Chase". Nu is het zeker aanbevelenswaard en zeer onderhoudend, maar niet groots.
Sunday, November 13, 2011
Friday, November 4, 2011
Michael Ondaatje - The Cat's Table (Alfred Knopf, 2011) ****
Nederlandse titel : De Kattentafel
Toen ik jaren gelezen "The English Patient" las, wist ik meteen met een meesterwerk te maken te hebben, geschreven door een auteur die stylistisch, structureel en menselijk superieur is aan vele andere hedendaagse schrijvers, en iemand die eenvoud van onderwerp kan koppelen aan complexiteit. De kwaliteiten van het boek kwamen maar matig tot hun recht in de film.
"The Cat's Table" is een pseudo-autobiografie, die de fictieve reis vertelt van de elfjarige Michael Ondaatje die vanuit Sri Lanka (Ceylon) met de boot richting Groot-Brittannië vertrekt voor een reis van drie weken. Michael vindt twee leeftijdsgenoten, die eveneens zonder ouders de tocht maken, met wie hij goed kan opschieten en beschrijft de "kleine dingen" die de drie jongens meemaken op het enorme schip : een wereld op zich, met interessante figuren : de piano-spelende globetrotter, de gevangene aan boord, de kaartspelende dierenopzichters, het rolschaatsende Australische meisje, de upper-class dief, de meereizende acrobaten-goochelaars, ...
Ondaatje is er opnieuw in geslaagd om door zijn -ditmaal luchtige - schrijfstijl een wereld te creëren die aannemelijk en tegelijk menselijk is. De boot is een verkleining van onze wereld, maar dan één die vanuit de onschuld en avontuurlijkheid van een jongetje als één vol verrassingen, vreemde figuren en ongekende mogelijkheden wordt gezien, los van elke morele overweging.
Tegelijk is het relaas een zeer melancholische en gevoelige beschrijving van zijn vriendschappelijke relaties met andere mensen, over "personal chemistry", over liefde en vriendschap onder jongens, over ziekte, dood en vrijheid. En in dat opzicht is dit typisch Ondaatje : hij slaagt erin een kleine wereld te scheppen die tegelijk almovattend is, pakkend en clever. De tocht is een overgang tussen twee geografische werelden, tussen culturen, tussen jong en oud, tussen de spanning van het jongensavontuur en de gebroken scherven van het volwassen zijn, tussen vluchtige contacten en duurzame relaties.
Toch heeft het boek niets gekunsteld, het lijkt allemaal zo normaal, bijna vanzelfsprekend, maar dat is voornamelijk door de verfijnde beheersing van Ondaatje zowel qua stijl als in het evenwicht van het materiaal, en het relatief beperkt gewicht dat hij aan de verschillende zijplots geeft, zoals contacten in het echte leven, zonder logische aaneenschakeling buiten het toeval. Het is pas als volwassene dat je mensen gaat opzoeken. In je jeugd worden ze aan je voorgeschoteld.
Er zijn momenten en beschrijvingen die zo sterk zijn, dat je echt gelooft dat het een reëel verslag is, zoals bijvoorbeeld de ervaring van de ik-figuur over het zoutgehalte van de reling rond het schip, of de beschrijving van de handelaars die het schip volgen tijdens de doortocht van het Suez-kanaal.
Ondaatje's stijl is onwaarschijnlijk sterk en beheerst, net zoals in al zijn vorige romans. Waar zijn zinnen in "Divisadero" het resultaat lijken van urenlang schaven, zo schijnen ze in "The Cat's Table" het resultaat van eenvoudig vertellen, maar die schijn is vals : hij is economischer geworden, maar scherper, sterker.
O ja, en "The Cat's Table" is de tafel aan boord waar de laagste passagiers samen moeten zitten, ver verwijderd van "the captain's table".
Een sterke aanrader.
Toen ik jaren gelezen "The English Patient" las, wist ik meteen met een meesterwerk te maken te hebben, geschreven door een auteur die stylistisch, structureel en menselijk superieur is aan vele andere hedendaagse schrijvers, en iemand die eenvoud van onderwerp kan koppelen aan complexiteit. De kwaliteiten van het boek kwamen maar matig tot hun recht in de film.
"The Cat's Table" is een pseudo-autobiografie, die de fictieve reis vertelt van de elfjarige Michael Ondaatje die vanuit Sri Lanka (Ceylon) met de boot richting Groot-Brittannië vertrekt voor een reis van drie weken. Michael vindt twee leeftijdsgenoten, die eveneens zonder ouders de tocht maken, met wie hij goed kan opschieten en beschrijft de "kleine dingen" die de drie jongens meemaken op het enorme schip : een wereld op zich, met interessante figuren : de piano-spelende globetrotter, de gevangene aan boord, de kaartspelende dierenopzichters, het rolschaatsende Australische meisje, de upper-class dief, de meereizende acrobaten-goochelaars, ...
Ondaatje is er opnieuw in geslaagd om door zijn -ditmaal luchtige - schrijfstijl een wereld te creëren die aannemelijk en tegelijk menselijk is. De boot is een verkleining van onze wereld, maar dan één die vanuit de onschuld en avontuurlijkheid van een jongetje als één vol verrassingen, vreemde figuren en ongekende mogelijkheden wordt gezien, los van elke morele overweging.
Tegelijk is het relaas een zeer melancholische en gevoelige beschrijving van zijn vriendschappelijke relaties met andere mensen, over "personal chemistry", over liefde en vriendschap onder jongens, over ziekte, dood en vrijheid. En in dat opzicht is dit typisch Ondaatje : hij slaagt erin een kleine wereld te scheppen die tegelijk almovattend is, pakkend en clever. De tocht is een overgang tussen twee geografische werelden, tussen culturen, tussen jong en oud, tussen de spanning van het jongensavontuur en de gebroken scherven van het volwassen zijn, tussen vluchtige contacten en duurzame relaties.
Toch heeft het boek niets gekunsteld, het lijkt allemaal zo normaal, bijna vanzelfsprekend, maar dat is voornamelijk door de verfijnde beheersing van Ondaatje zowel qua stijl als in het evenwicht van het materiaal, en het relatief beperkt gewicht dat hij aan de verschillende zijplots geeft, zoals contacten in het echte leven, zonder logische aaneenschakeling buiten het toeval. Het is pas als volwassene dat je mensen gaat opzoeken. In je jeugd worden ze aan je voorgeschoteld.
Er zijn momenten en beschrijvingen die zo sterk zijn, dat je echt gelooft dat het een reëel verslag is, zoals bijvoorbeeld de ervaring van de ik-figuur over het zoutgehalte van de reling rond het schip, of de beschrijving van de handelaars die het schip volgen tijdens de doortocht van het Suez-kanaal.
Ondaatje's stijl is onwaarschijnlijk sterk en beheerst, net zoals in al zijn vorige romans. Waar zijn zinnen in "Divisadero" het resultaat lijken van urenlang schaven, zo schijnen ze in "The Cat's Table" het resultaat van eenvoudig vertellen, maar die schijn is vals : hij is economischer geworden, maar scherper, sterker.
O ja, en "The Cat's Table" is de tafel aan boord waar de laagste passagiers samen moeten zitten, ver verwijderd van "the captain's table".
Een sterke aanrader.
Thursday, November 3, 2011
Eric-Emmanuel Schmitt - L'Evangile Selon Pilate (Albin Michel, 2000) ***
Ondanks mijn atheïsme ben ik gefascineerd door religie en de Bijbel, en mis dan ook geen kans om erover te lezen, vandaar mijn belangstelling voor deze roman van Eric-Emmanuel Schmitt van tien jaar geleden. Ik van hem al de plezierige novelle "Monsieur Ibrahim" gelezen.
In "L'Evangile Selon Pilate" beschrijft hij met evenveel mededogen het leven van Christus, eerst met Jezus als ik-persoon, vervolgens met Pontius Pilatus, de prefect van Jeruzalem, die wordt geconfronteerd met het verdwijnen van het lichaam van Jezus na de kruisiging. Het is geen grote literatuur, en zijn stijl is minder fris dan in de hoger vermelde novelle, maar het veranderen van het perspectief is wel interessant.
Jezus is echt betrokken bij wat er gebeurt, vindt zichzelf niet zo uitzonderlijk en zeker niet "hemels", en hij ergert zich mateloos aan de mensen die maar om mirakels komen vragen, alsof hij daartoe wordt gereduceerd door de hebberige menigte.
Het perspectief van Pilatus is even interessant, hoewel Schmitt de kans laat liggen om er een echt politie-onderzoek van te maken. Schmitt zelf is gelovig, zoals hij in het laatste hoofdstuk zelf uitlegt, maar hij heeft wel problemen met de dogma's die door de Kerk zijn opgelegd en met de bewuste vervorming van het Bijbels verhaal. Zijn benadering van het materiaal leidt wel tot interessante nieuwe ideeën, bijvoorbeeld dat Jezus geen andere keuze heeft om aan Judas te vragen hem te verraden, zijn arrestatie moet immers voor Pasen plaatsvinden, en als er geen verraad komt, waarom zouden ze hem dan arresteren? Jezus en Judas bereidden hun PR-stunt goed voor, omdat ze impact en drama wilden creëren.
Aan de positieve kant worden Jezus' visie op inclusie - het echte geloof maakt geen onderscheid tussen mensen, iedereen is welkom - en de boodschap van hoop wel zeer sympathiek en sterk voorgesteld.
Het is altijd goed een ander perspectief te krijgen op een oud verhaal.
In "L'Evangile Selon Pilate" beschrijft hij met evenveel mededogen het leven van Christus, eerst met Jezus als ik-persoon, vervolgens met Pontius Pilatus, de prefect van Jeruzalem, die wordt geconfronteerd met het verdwijnen van het lichaam van Jezus na de kruisiging. Het is geen grote literatuur, en zijn stijl is minder fris dan in de hoger vermelde novelle, maar het veranderen van het perspectief is wel interessant.
Jezus is echt betrokken bij wat er gebeurt, vindt zichzelf niet zo uitzonderlijk en zeker niet "hemels", en hij ergert zich mateloos aan de mensen die maar om mirakels komen vragen, alsof hij daartoe wordt gereduceerd door de hebberige menigte.
Het perspectief van Pilatus is even interessant, hoewel Schmitt de kans laat liggen om er een echt politie-onderzoek van te maken. Schmitt zelf is gelovig, zoals hij in het laatste hoofdstuk zelf uitlegt, maar hij heeft wel problemen met de dogma's die door de Kerk zijn opgelegd en met de bewuste vervorming van het Bijbels verhaal. Zijn benadering van het materiaal leidt wel tot interessante nieuwe ideeën, bijvoorbeeld dat Jezus geen andere keuze heeft om aan Judas te vragen hem te verraden, zijn arrestatie moet immers voor Pasen plaatsvinden, en als er geen verraad komt, waarom zouden ze hem dan arresteren? Jezus en Judas bereidden hun PR-stunt goed voor, omdat ze impact en drama wilden creëren.
Aan de positieve kant worden Jezus' visie op inclusie - het echte geloof maakt geen onderscheid tussen mensen, iedereen is welkom - en de boodschap van hoop wel zeer sympathiek en sterk voorgesteld.
Het is altijd goed een ander perspectief te krijgen op een oud verhaal.
Wednesday, November 2, 2011
Attila Bartis - Tranquility (Archipelago, 2008) **
Door De Standaard deze zomer omschreven als een meesterwerk, heb ik me laten verleiden om de Engelse vertaling uit 2008 te kopen via amazon. En de ontgoocheling was groot. De Hongaarse auteur Bartis schrijft niet slecht, maar ook niet uitzonderlijk goed. Het verhaal is ergerlijk : de ik-figuur, een schrijver, woont nog samen met zijn moeder, een ooit gevierde toneelactrice, die nu de deur niet meer uitkomt en wiens karakter onuitstaanbaar is geworden. Door haar zelfgecreëerde hulpeloosheid durft hij haar niet te verlaten uit vrees dat het haar dood wordt, maar echt samenleven met haar lukt ook niet.
Dit alles vindt plaats tegen de historische achtergrond van het communisme in Hongarije. Het verhaal is traag, mist spankracht, en je ergert je voortdurend aan het gebrek aan karakter van de hoofdfiguur en de ziekelijke relatie met zijn moeder.
Geen aanrader.
Dit alles vindt plaats tegen de historische achtergrond van het communisme in Hongarije. Het verhaal is traag, mist spankracht, en je ergert je voortdurend aan het gebrek aan karakter van de hoofdfiguur en de ziekelijke relatie met zijn moeder.
Geen aanrader.
Chuck Palahniuk - Tell-All (Vintage Books, 2011) ***
Ondanks mijn voornemen om niets meer van Palahniuk te kopen, heb ik het toch gedaan. De reden van mijn voornemen : Palahniuk publiceerde al twaalf romans sinds "Fight Club" in 1996, en zijn aanpak is vaak dezelfde : meedogenloos en direct in zijn schrijfstijl, maar tegelijk uiterst creatief en inventief. Het is entertainment van het hoogste niveau, maar niet meer dan dat. Je blijft als lezer geboeid tijdens het lezen, maar ik zou er nooit naar teruggrijpen achteraf.
En dat is dan ook de reden waarom ik toch opnieuw één van zijn romans heb gekocht. "Tell-All" brengt het verhaal van een Hollywood diva die haar sociale status hoog moet blijven houden, ondanks een dalende belangstelling voor haar werk. Het verhaal wordt verteld door haar "begeleidster-kamermeid-impressario-poetsvrouw-confidante", die - volgens zichzelf dan toch - achter het succes van haar bazin staat.
Net zoals in zijn andere boeken, creëert Palahniuk voor elk verhaal een eigen schrijfstijl, met vaak repetitieve patronen, zoals hier de overdreven "name-dropping" van alle grote Hollywood-sterren en regisseurs, telkens ook vetjes gedrukt, en structurele vondsten, zoals hier de regie-richtlijnen voor het verfilmen van het verhaal.
Vlijmscherp, zeer onderhoudend, en moreel even walgelijk als zijn andere romans.
Subscribe to:
Posts (Atom)