Tuesday, July 29, 2014

Paul Harding - Enon (William Heinemann, 2013) **


Zijn vorige roman, Tinkers, vond ik schitterend, en ik keek dus echt uit naar zijn nieuwe roman, die voorgaat in de familiegeschiedenis die in de eerste roman zijn aanzet vond.

Het verhaal begint bij de dood van Katie, de tienderdochter van de ik-figuur, Charlie Crosby, de kleinzoon van de hoofdfiguur van "Tinkers". Charlie's verdriet is te groot om te verwerken, en hij gaat er helemaal kapot van, stort in elkaar. Zijn vrouw Susan verlaat hem, en hij evolueert van kwaad naar erger : zelfverwaarlozing, pillen, pijnstillers, drank, diefstal ... tot hij op de rand van de dood belandt, en de grens tussen leven en dood beginnen vervagen in zijn visoenen en dromen, als een soort modern Orfeus die de onderwereld intrekt op zoek naar zijn geliefde.

Het grote verschil met Tinkers is de grotere toegankelijkheid van zijn taalgebruik, dat minder gezocht, maar ook minder  lyrisch en aangrijpend is. Het eindresultaat is een heel droevig verhaal, waarbij je je afvraagt wat een auteur ertoe aanzet een dergelijk onderwerp te kiezen, of nog wat de literaire meerwaarde ervan is.

Bart D. Ehrman - How Jesus Became God (Harper One, 2014) ****


Intussen heb ik bijna het hele gepubliceerde oeuvre van bijbeldeskundige en theoloog Bart Ehrman gelezen. Zijn laatste werk is misschien het meest relevante, omdat het de vraag stelt naar de historische figuur van Jezus, en hoe die doorheen de jaren alsmaar meer vergoddelijkt werd, door mondelinge overlevering, door de noodzaak tot het overtreffen van andere populaire goden, maar vooral om macht te krijgen eenmaal het christendom meer en meer aantrekkingskracht kreeg. 

De oudste geschriften die we hebben over Jezus zijn de epistelen van Paulus, een jood die Jezus nooit heeft ontmoet, en die na jaren zelf christenen te hebben vervolgd omdat ze 'claimden' dat de gekruisigde Jezus de messias was, plots de levende Jezus zag in een visioen, en hieruit concludeerde dat God hem uit de dood had doen opstaan. Deze teksten zijn rond het jaar vijftig geschreven, dus ongeveer twee decennia na de dood van Jezus, en vormen de basis van het christendom. 

In het volgende evangelies, dat van Marcus, werd Jezus pas goddelijk wanneer hij werd gedoopt door Johannes de Doper. In de twee volgende evangelies, die van Mattheus en Lucas, was hij goddelijk vanaf zijn geboorte, en Johannes de Evangelist, gaat in het jaar honderd van onze jaartelling nog een stap verder, namelijk dat Jezus al goddelijk was van bij de schepping. Dit laatste concept werd later door de kerkvaders verankerd in de "geloofsbelijdenis van Nicea" als dat van de heilige drievuldigheid. 

Wat Ehrman beschrijft is uiteraard niet nieuw, maar het is het wel zeer leesbaar en overzichtelijk neergeschreven, vlot leesbaar voor niet deskundigen.